ons l'ggen- De top van de kolossale granietrots was even boven het geboomte zichtbaar en een half uur later sloegen we in hare nabijheid aan den linkeroever het kamp op. \ anaf het dorp Panapie troffen we langs de oevers veel vanillestruiken aan en hadden de arbeiders gelegenheid verscheidene grootendeels kleine boonen van deze plant te verzamelen. Om dit punt te bereiken hadden we, de rustdagen niet medegerekend, vanaf Cottica 17 dagen in de corjalen moeten doorbrengen.

De grens-coinmissie in 1861 deed er 15 dagen over, zoodat we, den ongunstigen waterstand in aanmerking genomen, nog eene voorspoedige reis hadden gehad.

De Indianen schoten met pijl en boog onderweg een paar anjoemara s, terwijl onze arbeiders er 's avonds nog eenige met den haak vingen.

Den islen Dec. was het ons eerste werk om de Knopaiamoi te gaan verkennen. Ik liet de arbeiders voor zichzelven kampjes bouwen en wij begaven ons met ons drieën, vergezeld door Awensai en twee Indianen, op weg naar de granietrots. Aanvankelijk passeerden we eenige lage heuveltjes waartusschen zich moerassen uitstrekten, die dicht begroeid waren met pinapalmen, (eene euterpesoort). Op de hellingen der heuvels troffen we veel kornoepalmen aan, in welker kruinen trossen blauwzwarte vruchten afhingen, die Awensai en de beide Roecoejana's in verrukking brachten. \ an het vleesch dezer vruchten wordt n. 1. door negers en indianen een smakelijke drank bereid, waarvan ook wij later de noodige keeren konden genieten. Om 10 uur eindelijk waren we aan den voet van de rotsmassa gekomen en begonnen haar aan de zuidzijde te beklimmen. In rotsspleten een steun zoekende, ons aan lianen en struikgewas ophijschende, bereikten we op drie vierde der hoogte een plateautje, alwaar een oogenblik in de brandende zon, uitgeblazen werd. Tot dit punt was de grens-commissie in 1861 gekomen, en wij hadden van daaruit reeds een prachtig gezicht op het Tumuc-Humac-

9