dende Indiaansche sigaar, moest het eerst de hut binnentreden en de rook in verschillende richtingen wegblazen. Door die manoeuvre had hij den geest verjaagd en buitengekomen verklaarde Jamaiké ons plechtig, dat deze nu in een nabijzijnden hoogen boom was gevlucht. Daaruit bleek ten volle hunne kinderlijke bijgeloovigheid. Toen ik van een der hutten eene foto nam vroeg Jamaiké of ik ook een piai was.
Na alles bezichtigd te hebben, keerden we weder naar het dorp terug, waar De Goeje en Versteeg zich amuseerden met het vertoonen van allerlei moois aan de samengestroomde bewoners en ik nog eenige interessante plekjes fotografeerde.
Reeds hiervoren deelde ik het een en ander mede omtrent de kleeding der Roecoejana's. In het dorp Jamaiké viel het ons bovendien nog op, dat verscheidene mannen om het middel snoeren, vervaardigd van katoen (accoealés) of kwatta-haar'), over het bovenlichaam lange snoeren van kralen als bandelier en om den hals al hunne toiletartikelen, bestaande uit een spiegeltje, een houten kam en een kalebasje met reukwerk gevuld, droegen. Terwijl bijna alle Roecoejana s lange haren hadden, zagen we enkele mannen en vrouwen, die het haar kort afgeknipt droegen. Op mijne vraag, waarom dat geschiedde, vertelde men mij, dat die Roecoejana's dit deden, wanneer ze geplaagd werden door een zeker soort ongedierte, volgens Awensai „quand ils ont sur la tête de petites bagages". \ andaar dat sommige Indianen in de meening verkeerden, dat ook wij door die insecten werden geplaagd.
Ook hier bestond de bewapening uitsluitend uit pijl en boog. De bogen worden van letterhout vervaardigd en die welke door de volwassenen worden gehanteerd, hadden eene lengte van 2 M. De pijlen worden gemaakt uit een
1) De kwatta (ateles parriscus) is een zwarte aap, wiens vleesch voor boschnegers en Indianen eene lekkernij is.