Onderweg had onze groote corjaal, door het stooten op een steen, een groot lek bekomen, zoodat er voortdurend gehoosd moest worden. Bij nader onderzoek bleek, dat er een nieuwe plank in den bodem moest worden gezet, waarmede op zijn minst een dag verloren zou gaan. Gelukkig, dat men ons op het placer aan verschillende kleinigheden kon helpen; zoo was o. a. onze voorraad pik geheel verbruikt en dat hadden wij bij de reparatie van het vaartuigje juist noodig. Dank zij de welwillende medewerking van den boekhouder waren wij dan ook spoedig uit den nood gered, 's Middags kwam de directeur van zijn inspectie op een der naburige etablissementen terug en hadden we het genoegen persoonlijk met hem kennis te maken.

Eene prettige verschijning, die mijnheer Despeaux, het type van den opgewekten levendigen Franschman en daaibij de beleefdheid en hartelijkheid in persoon. Voor zooverre het hem mogelijk was, hielp hij ons aan al het ontbiekende, zoodat we door zijne hulp ten zeerste gebaat waren. Het speet hem erg, dat wij reeds zoo spoedig verder zouden gaan, want hij was van plan geweest ons alle etablissementen te laten bezichtigen, hetgeen echter eene halve week in beslag genomen zou hebben. Ik zeide hem dan ook, dat we van het aanbod geen gebruik konden maken daar we onzen tijd hard noodig hadden; toen verzocht hij ons, bij terugkomst van de Litanie eenige dagen zijn gast te zijn, hetgeen wij onvoorwaardelijk aannamen.

Den 12^en Nov. gingen we met den heer Despeaux het dichtstbijzijnde etablissement Pointu bezoeken, na eerst nog een kijkje genomen te hebben bij den heer Schotsberg, een Surinaamsche kleurling, die een terrein grenzende aan dat van de Cie des mines dor, in concessie heeft. Al het werk geschiedt daar door handenarbeid; nergens treft men machinerieën aan, hoewel de kuilen, die in de bedding der beeken gegraven worden, eene diepte van 3 a 4 M. bei eiken en zich over eene groote lengte uitstrekken. Over deze