vang nam, duurde verbazend lang en we waren dan ook blijde, toen we eindelijk in den namiddag de nederzetting vaarwel zegden. Eenige honderde meters verder evenwel moesten we weder bij het dorp Loca stoppen, want nu was het de andere Boni, Agentana, die zijne „petites bagages" moest halen. Gelukkig treuzelde deze niet zoo lang en kwam al spoedig met zijne reisbenoodigdheden, waartoe ook een mager hondje met één hangend en één staand oor behoorde, terug. Dat we dien middag niet hard opschoten behoeft zeker geen betoog. We passeerden de eilandjes bij de Drie-l abbetje-kreek, waarop de dorpjes Assisie en La Paix gelegen zijn en sloegen ons kamp op in Commontibo, eertijds de hoofdvestiging der Boni-negers, en nu nog door een twintigtal gezinnen bewoond. Aan een bocht van de rivier gelegen, met het gezicht op het Commontibo-gcbergte en Michelbaka, is de plaats uitstekend gekozen. Awensai vertelde me, dat eene kwaadaardige ziekte, waaraan een groot deel der bewoners stierf, oorzaak is geweest, dat de meesten het dorp verlaten hebben. De Goeje was den geheele dag koortsig en onlekker geweest en ging bij aankomst dadelijk zijn hangmat opzoeken. Den volgenden morgen was hij gelukkig weder hersteld en zetten wij de reis voort naar het placer van de Cie des mines d'or, waar ik nog een dag wilde blijven om eenige noodige zaken met den directeur te bespreken.

We passeerden eenige gouddelverkampjes op den Franschen, een paar Boninederzettingen op den Hollandschen oever, daarna den val Oeman Kassiabra, die nu in het hartje van den drogen tijd slechts eene versnelling was, en arriveerden ten 11V2 u. v. m. bij het placer van de Cie des mines d'or, het grootste uit de Lawa. De directeur was op het oogenblik afwezig en zou eerst in den namiddag terugkomen, zoodat de heer Guysoulphe, boekhouder op de onderneming, de honneurs waarnam en al het mogelijke aanwendde, om het ons zoo aangenaam mogelijk te maken.