yen van den top van den Cottica-berg aan het doip Cottica in de rivier door eene kleine driehoeksmeting en hielden wij ons in het kamp onledig met het opmaken van de lijst der goederen, die we mede zouden nemen naai de Litanie. Het bleek toen al spoedig, dat met de 4 corjalen, waarover we beschikten, niet alle Europeesche deelnemers mede konden gaan en daarom bepaalde ik, na daarover in overleg te zijn getreden met Van Breen, dat hij en Copijn zouden achterblijven. Daar bovendien een groot gedeelte der arbeiders naar Paramaribo terug wilde, deels uit Indianenvrees, deels omdat zij het kerstfeest in de stad wilden meemaken en ook omdat zij niet tevreden bleken te zijn over de betaling, hoewel, zij geheel volgens het gesloten contract waren behandeld, nam ik de twaalf man, die geen bezwaren opperden en kende hun een dagloon van

ƒ2, daags toe, zonder eenige verhooging, waarvoor zij

dan ook alle werkzaamheden moesten verrichten, die wij

hun zouden opdragen.

Van Breen zou ons tot aan het placer van de Cie des mines d'or vergezellen en daar blijven tot de vivres-aangelegenheid geregeld was, Copijn in dien tusschentijd in het kamp aan den Gonini-mond zijn verblijf opslaan en voor den opvoer der overtollige levensmiddelen naar bovengenoemd placer zorg dragen en, daarmede gereed zijnde, op Van Breen wachten om gezamenlijk naar Albina door

te gaan.

Den 7den Nov. werden onze visschersbooten naar het placer van de O des mines d'or gebracht, waar zij tot onzen terugkeer van het lumuc Humac-gebergte onder behoorlijk toezfcht zouden gedeponeerd worden. Een onzer corjalen met 2 man bemand, ging mede, om na aflevering der booten, de bemanning weder terug te brengen.

Wij hielden ons dien dag bezig met het bijwerken onzer correspondentie, want wij hadden door de goede zorgen van de heeren Loth en Van Marle weder een pakket brieven en couranten ontvangen, die, zooals wel begrijpe-