dem met een dikke laag bedekte, laten vallen, zoodat dit aan het smeulen was geraakt en, door den feilen wind aangewakkerd, het droge hout in brand had gezet. Aan blusschen viel niet te denken; daarvoor hadden we over een grooten voorraad water moeten beschikken, dat er op den top niet was. We lieten den brand dus maar kalm uitwoeden; de vlammen sloegen dikwerf hoog op en de rook belette ons het uitzicht. Daar de lucht bovendien erg heiïg was, kwam er dien dag niet veel van het werk. Den volgenden morgen bemerkten we dat de brand zich flink uitgebreid had, doch doordat er een stevige oostenwind woei, die de hinderlijke rook medevoerde, konden we onze werkzaamheden voortzetten en schoten behoorlijk op.

Tegen 7 uur 's avonds werden we verrast door een regenbui gepaard met onweer, die ons noodzaakte eene schuilplaats onder onze dekkleeden te zoeken.

Den 3den November verliet Versteeg ons om naar een kamp nabij het Mauritius-zwamp te verhuizen; hij was van plan dat moeras nog eens te doorkruisen. Tegelijk met hem vertrokken 6 arbeiders met hun eigen bagage, zij zouden den volgenden dag terug komen om de& bagage van De Goeje te halen, die tegen dien tijd met zijn werk geieed dacht te zijn. Op den top troffen we bijzonder mooi weer; door de regenbui was niet alleen de brand nagenoeg gebluscht, doch de lucht ook geheel opgeklaard, zoodat de verstafgelegen topjes zich duidelijk afteekenden tegen den helderen achtergrond. In den namiddag waren we dan ook met onze werkzaamheden gereed, hetgeen wel gelukkig mocht genoemd worden, want van alle zijden kwamen er regenbuien opzetten.

Tegen 6 uur 's avonds ontlastte zich boven ons kamp een zware onweersbui, gepaard gaande met een feilen wind. Terwijl we onder een dekkleed eene schuilplaats hadden gezocht, hoorden we in de nabijheid een vreeselijk gekraak en sloeg op de tegenoverliggende helling van het ravijn