zich terug in de Maroewinie, steeds gevolgd door de Aukaners, wien het gelukte in 1792 Boni dooden en zijn hoofd als zegeteeken naar Paramaribo te brengen, waar hun den uitgeloofden prijs werd uitbetaald. Na een heldhaftigen strijd van twintig jaren was Boni eindelijk gevallen en daarmede de oorlog geëindigd. Het Nederlandsche gouvernement stelde de Boni's onder toezicht van de Aukaners, waarvan laatstgenoemden gebruik maakten om hun den toegang tot de Beneden-Lawa te verbieden en hen als het ware in gevangenschap te houden, lot 1815 bleven de Boni's in de Marowinie en leefden 111 viede met hunne naburen, de Oyana s of Roecoejana s die in die jaren reeds aan Boven-Marowinie en Litanie gevestigd waren.

Langzamerhand evenwel verlieten zij deze rivier en bouwden hunne dorpen in de Boven-Lawa in de nabijheid van Awarra Soela. Doch ook daar scheen het hun niet te bevallen, zoodat zij in 1840 nieuwe nederzettingen stichtten ter hoogte van het placer van de Cie des mines d or en van daar langs de Ininie en de Oyapock in handelsrelatièn trachtten te komen met Beneden-Fransch-Guyana. Daaidoor kwamen zij in oorlog met den Indianen-stam der Oyampi's, die aan den bovenloop dezer rivieren woonden en hadden aanvankelijk succès. Doch toen zij, vermoedelijk door een ongelukkig toeval, in 1842 den branschen militairen post Cassesoea in de Beneden-Oyapock, aanvielen, leden ze een ontzettende nederlaag en moesten met bebloede koppen terugdeinzen. Zij verlieten toen zoo spoedig mogelijk Fransch-Guyana, lieten de Oyampi s verder met rust en trokken zich weder in de Lawa terug, waai zij de dorpen Cottica, La Paix, Providence en Commontibo stichtten en geheel overgeleverd waren aan de willekeur der Aukaners. In het jaar 1861 trok de Fransche Koloniale regeering zich hun lot aan en nam hen ondei bescherming en vanaf dat jaar konden de Boni s zich weef vrij naar de Beneden-Marowijne begeven, daar zij toen als