ciaal troepenkorps onder den luitenant-kolonel Fourgeoud uit Nederland naar Suriname gezonden. Aan dezen hoofdofficier gelukte het na een vierjarigen guerilla-oorlog, waarbij het korps voornamelijk door ziekten gedecimeerd werd, — want van de 1200 Europeanen, die het regiment oorspronkelijk telde, keerden slechts 100 naar Nederland terug, — Boni en zijne aanhangers uit de Beneden-Suriname te verdrijven en hen naar den rechter-oever der Marowijne terug te drijven. Doch daarmede was de strijd niet geëindigd, want voortdurend staken de Boni-negers, zooals zij naar hun hoofdman genoemd werden, den stroom over en deden strooptochten op Nederlandsch gebied. Het was dus zaak hen ook uit hun dorp, op den Franschen oever, tegenover het eiland Boni-doro gelegen, te verdrijven. Een langdurige en kostbare oorlog was daarvan weder het gevolg; de Boni's werden teruggedrongen tot aan de groote vallen in de Lawa, waar zij bij den val Pampongron een dorp stichtten. In plaats echter van er rustig te verblijven, vatte Boni in het jaar 1785 het plan op, den Nederlandschen agent bij de Aukaners, die in het dorp Poketi aan de Tapanahoni verblijf hield, op te lichten en in gevangenschap te houden. Den agent eenmaal in zijne macht hebbende, dacht hij met de Nederlanders eene voordeelige vrede te kunnen sluiten. Hij vergat evenwel, dat hij zich daardoor de vijandschap der Aukaners, die tot nu toe neutraal waren gebleven, op den hals zou halen. Hij begaf zich dan ook werkelijk naar het dorp Poketi door vier dagen de Gonini op te varen en van daar een pad te kappen naar de Tapanahoni. Met geweld maakte hij zich meester van den agent, dien hij echter weldra na eene hardnekkige vervolging van de zijde der Aukaners, moest loslaten. Er trad nu eene nieuwe phase in. De Nederlanders verbonden zich met de Aukaners tegen Boni, en het Gouvernement stelde op het hoofd van den lastigen boschneger-hoofdman een hoogen prijs. In 1788 uit hun dorp bij Pampongron verdreven, trokken de Boni's