meening een expeditie die in het begin van het droge seizoen van Paramaribo was vertrokken, gevaar liep om in het bovenstroomgebied van de rivier aan te komen op een tijdstip van zóó lagen waterstand dat zij niet tot aan de bronnen zou kunnen doordringen, of althans het niet zou wagen om dit te beproeven uit vrees van, bij verdere daling van het water, te worden opgesloten.

Dit argument, reeds a priori logisch schijnende, is zeker door onze ondervindig niet van zijn kracht beroofd. Op het hoogste punt, dat wij op de rivier bereikten, dank zij de zware regens die reeds gevallen waren en nog voortdurend vielen, bleek één volmaakt droog etmaal voldoende om het water dermate te doen zakken, dat de rivier daar ook voor de kleinste vaartuigen ternauwernood bevaarbaar bleef. Er valt dus nauwelijks aan te twijfelen of wij hadden, indien wij in het begin van het droge jaargetijde waren vertrokken, onzen tocht stroomopwaarts reeds op een aanmerkelijk lager gelegen punt moeten staken.

De uitrusting voor de Saramacca-expeditie was, zoowel wat instrumenten en gereedschappen als conserveerings materiaal en voedingsmiddelen betreft, in algemeenen zin op dezelfde leest geschoeid als die voor de Coppename-expeditie. Alleen was natuurlijk van de bij die expeditie opgedane ondervinding gebruik gemaakt om eenige aanvulllingen en verbeteringen in het materieel aan te brengen.

Zoo was het aantal instrumenten voor het geografische werk uitgebreid door den aankoop van een stereoscopischen afstandmeter van Zeiss, die bij het vervaardigen van de rivierschets uitnemende diensten bewees. Terwijl bij de vorige expeditie, toen wij ons met afstandsschatting moesten behelpen, de uit de opneming verkregen totaal-afstand tusschen twee punten van de rivier, die later astronomisch werden bepaald geregeld 20 a 2 5 °/0 verschilde met den waren berekenden afstand, bleek nu die correctie tot hoogstens 5 °/0 te zijn teruggebracht.

Ook in de verlichtingsmiddelen werd een groote verbetering gebracht door de gewone blikken petroleumlampen met trekglazen, die bij de Coppename-expeditie gebleken waren niet