is het noodig dat men over meerdere gegevens beschikt, omdat het dan niet mogelijk is uit te maken, welke toppen in de beide panorama's identiek zijn.
Daarom werden dan ook de belangrijkste gedeelten van de beide panorama's uit Voltz en Hebiweri dubbel gemeten d. w. z. de metingen werden herhaald van uit een naburig punt (resp. van Stockum-berg en Zuidelijke top van Hebiweri). De afstand tusschen de hoofd- en secundaire punten was klein genoeg om te voorkomen dat door de plaatsverandering het aspect van de gebergten noemenswaard veranderde, zoodat het gemakkelijk bleef de afzonderlijke toppen te herkennen, en toch ook weer groot genoeg, om, met dien afstand als basis, met eenige nauwkeurigheid te berekenen hoe ver ze van de hoofdpunten verwijderd waren. Hunne plaats werd daardoor approximatief bekend, wat voor het vaststellen van hunne identiteit ten opzichte van de beide panorama's van groote waarde bleek. Zoo kon dan ook de ligging van verscheidene toppen, die zoowel uit Voltz als uit Hebiweri waren gepeild, met juistheid worden bepaald.
Toch moest nog een groot deel van de verzamelde gegevens ongebruikt blijven, doordat slechts een betrekkelijk klein gedeelte der verkende bergen uit beide punten zichtbaar was. Zoo bleef bijv. van den Voltzberg gezien, de geheele Emmaketen verscholen achter den Hendriktop en de uitloopers daarvan, terwijl van het uitgebreide panorama uit den Zuidelijken top van Hebiweri gemeten op den Wilhelmina-keten (die door zijn groote diepte en vele nevenketenen bijzonder rijk aan toppen is) uit den Voltzberg, tengevolge van den grooten afstand, slechts enkele van de hoogste bergen te zien waren.
Het was daarom van belang, dat het onderzoekingsterrein voor de volgende expeditie in aansluiting werd gekozen met het vorige, zoodat de nog ongebruikt gebleven metingen zouden kunnen worden gecombineerd met de nieuwe gegevens, verkregen door het bestijgen van andere bergtoppen.
Hiervoor kwam wel in de eerste plaats de Hendriktop in aanmerking, zoowel door zijn hoogte en spitsen vorm als door