„vadem water staat. Van de hoeken en eilandjes steekt als „regel een steenrif af; waar dit eene breedte van meer dan „10 meter heeft is het zichbaar aangezien dan buiten het „begroeide gedeelte van hoeken of eilandjes nog eenige „steenen boven water worden aangetroffen, zoodat het besvaren dezer baai geenerlei moeilijkheden oplevert. In het „binnenste der baai ligt tegenover den ingang op het uiteinde van eene landtong een kleine kampong, die bij het „binnenkomen aan het oog is onttrokken door eenige daar „voorliggende eilandjes. Men vindt vrij gelijkmatige diepten „van 20 tot 25 vadem moddergrond in de baai; alleen in den „toegang van Tëloq Dalam en bewesten van Babah worden „diepten van 30 vadem en meer aangetroffen, en buiten de „baai diepten van 40 tot 50 vadem grauw zand, hier en „daar vermengd met schelpen en koraalgruis. Als algemeene „opmerking wordt hier vermeld, dat de plantengroei van „de vrij van de kust liggende eilandjes aan verandering „onderhevig is, omdat bij voorkeur juist deze eilandjes „uitgekozen worden voor den aanplant van klapperboomen.

„Zeilaanwijzing. Het aandoen van Tëloq Dalam ver„eischt weinig aanwijzing. De bovengenoemde heuvel Lang„gèni aan de Z. O. zijde van den ingang benevens het „hooge eiland Babah leveren eene voldoende verkenning".

Na deze baai te hebben bezocht werd gestoomd naaide aangrenzende baai: Loegoe Sibabö» of Loegoe Amasianggau.

Ook deze baai is gemakkelijk en zonder gevaar binnentevaren, terwijl zij eveneens bijna geheel door woud omringd is. Tegenover den ingang ligt aan die baai de kampong Sibabö* op hoogen zachtglooienden grond, omringd door weideland.

Ten laatste werd nog bezocht de baai van Sichoelèh (waar aan de gelijknamige rivier een kampong ligt met ruim 200 weerbare mannen) en Lamamè*, en doorgestoomd