tevreden gesteld door de bepaling, dat de regeerende hoofden uit hun midden gekozen, in het vervolg één naléh (roO kojan) padi per huisgezin mochten heffen. Deze belasting is later door de bevolking afgekocht: het regeerende hoofd uit het geslacht van BakoekoeS/* kreeg daarvoor het eilandje Simaloer tjoet en dat uit het geslacht van D. Gëmöe het eilandje Tapah. Nu nog voeren de afstammelingen het bestuur in Simaloer en in Tapah en oefent de directe afstammeling van P. Bakoekoeö" (Dato® Pono, zoon van D. Panghoeloe Ambia, zoon van D. Kasim, zoon van D. Djoembang, zoon van D. Amasa Djoeman, zoon van P. BakoekoeS.") een soort van oppergezag uit over de overige hoofddatöc's.
Toen later Atjèhsche avonturiers zich dikwijls uitgaven voor zendelingen van den Soeltan om heffingen te doen, en zoodoende den bewoners geld en goederen afpersten, benoemde Soeltan Brahim een „pangoelèë thidéB" (Léla di Gahra?) te Meulaboh, die in den vervolge belasting inde en naar Groot-Atjèh overbracht; deze Pangoelèë thidé* regelde het bestuur te Lakön en te Salang, waar respectievelijk D. Si Dawöt en D. Maléla — beiden van de 25 moekims — tot hoofd werden aangesteld.
Het ambt van pangoelèë thidéc is later door onze inmenging vervallen.
In het archief te Tapa* Toean zijn Maleische nota's te vinden omtrent het ontstaan der districten, de hoofden enz. Ik zal hieruit het voornaamste weergeven-, is er hier en daar verband met het reeds medegedeelde op te merken, elders weer wijkt het er belangrijk van af — het geheel is nogal vaag. Een voorvader van het tegenwoordige hoofd van Tapah, Pono met den titel D. Pamoentja11, stond machteloos tegenover de Atjèhers, die het land afliepen en in onrust brachten. Toen een Maleier van Rawa in het land kwam om handel te drijven beloofden de bewoners hem de oppermacht over hen en hun land te geven, in-