afstand van de Tëloq Dalambaai tot de Westkust — waar vele der kampong's door voetpaden aan elkaar verbonden zijn — is echter zóó gering, dat men in een der inspringende takken van genoemde baai zijnde de branding der zee op de Westkust hooren kan; zoo noodig zou dan ook het aanleggen van een knuppelweg met weinig kosten kunnen geschieden.

Hier dient nog vermeld te worden, dat de Oostkust in de route ligt der schepen van de Kon. Pakketvaart Maatschappij. Het aandoen der baaien zoude desgewenscht zonder bezwaren kunnen geschieden, daar er geene gevaren aan verbonden zijn l).

Geschiedenis en Bevolking.

Volgens de overlevering bestond het eiland vroeger uit twee verschillende eilanden, waarvan het eene den naam van Maros, het andere dien van Tapah droeg, aldus vermeldt de heer K. F. H. van Langen in een opstel over Atjèh's Westkust (tijdschrift van het Kon. Ned. Aardr. Genootschap, tweede serie deel 5). Beide waren bewoond door de thans nog aanwezige bevolking van het eiland. Later zouden de beide eilanden tot een geheel zijn vereenigd door een drijvend eiland, Daoeh Batoe geheeten, hetwelk zich tusschen beide plaatste. Daoeh Batoe zoude zijn geweest een losgeslagen stuk van het eiland Nias en met Niassers bevolkt. Later, toen door uitputting van den grond de bewoners van Daoeh Batoe gebrek aan voedsel begonnen te krijgen, vroegen en verkregen zij van de hoofden der oorspronkelijke bevolking een stuk grond ter W. kust in leen, waarheen zij verhuisden en dat nog tot op heden den naam draagt van Salang (= leenen).

Omtrent den oorsprong der Simaloeërs loopen verschillende verhalen. De Maleiers, die aan onbeschaafde stammen

1) Bij het ter pers gaan van dit opstel ontving ik bericht dat tengevolge van de bemoeiingen van den Generaal Van Heutsz de schepen der Kon. Pakketv. Maatsch. in den vervolge twee malen per maand de Oostkust van Simaloer zullen aandoen.