Bij dalenden rivierstand vallen de hooge ruggen in het bed natuurlijk het eerst droog; zij belemmeren de beweging en dwingen het water tenslotte te stagneeren.
Tabel VI.
13 • ■ , T , Helling van den Verhang op
Kiviervak. Lengte. • • „ r, '
6 rivierbodem. 28 Sept. 93.
N°. 1 (piket 140—134) 600 Meters -f 1 op 1225 0.00058
„ 2 ( „ 134—129) 500 „ 1 „ 961 0.00040
>, 3 ( >. 129—124) 500 „ -i- 1 „ 1785 0.00032
» 4 ( ,, 124—119) 500 „ -r- 1 „ 2631 0.00056
» 5 ( » 119—114) 5°° » -T- 1 » 2083 0.00026
„ 6 ( „ 114—109) 500 „ 4- 1 „ 1785 0.00028
» 7 ( » 109—104) 500 „ -i- 1 „ 892 0.00030
» 8( „ 104—99) 500 „ 4- 1 „ 877 0.00040
>. 9 ( »> 99—94) 500 » -r I „ 1219 0.00054
»I°( » 94—89) 503 „ I „ 811 0.00040
„Il( „ 89—84) 490 „ -i- I „ 3500 0.00055
„I2( „ 84—79) S°S »» -f 1 » 56xi O.00051
». 13 ( » 79—74) 5°°-7 » -r- 1 „ 725 0.00037
Piket 140—74 6598.7 „ 0.00042 ')
Van Tronde tot de draaibrug is het verval 0.42 Meter per K. M. en dus veel geringer dan op de GroenloscheSlinge, waar het tusschen de peilschalen 1 en 6 1.40 Meter per K. M. bedraagt2).
Het aanzienlijkst is het verhang op de riviervakken 1, 4, 9, 11 en 12; het kleinst — ongeveer half zoo groot — op de vakken 5 en 6.
In het vorige hoofdstuk merkten wij op dat de schommelingen van den rivierspiegel stroomopwaarts kleiner worden. Dientengevolge kan ook het verhang niet constant zijn.
1) Het verhang op de 2de Waterlossing was o.oon en op de Volle Rijten = 0.0003.
2) De Groenlosche-Slinge en haar stroomgebied boven het dorp Winterswijk, door F. E. L. Veeren. T. K. N. A. G. 1901.