terdamp verzadigd. Van den daarna gevallen hevigen neerslag moest dus nagenoeg alles direkt naar de rivier vloeien om haar binnen twee dagen van 0.84 tot 1.19 M. -f N. A. P te doen rijzen. Hoewel het in October 1893 betrekkelijk weinig regende was de daling der Linde toch gering ten gevolge van den nog voortdurenden toevoer uit het hooiland.
De laagste stand werd waargenomen 13 en 16 Sept. 1893, de hoogste 28 September 1893.
Op laatstgenoemden datum werd de hoogte van den waterspiegel verder stroomopwaarts bepaald aan de in „de Linde" geplaatste piketten. De meting richtte zich van Tronde naar de draaibrug en geschiedde onder controle van de peilschaal aan deze brug. Zij was zoodanig ingericht dat elke waarneming samenviel met een aflezing dier peilschaal ').
Het randschrift der Waterstaatskaart, blad Heerenveen 4, geeft voor de gemiddelde diepte van het bovenste pand 0.90 M. aan. De laatste kolom van tabel IV leert echter dat deze — tenminste boven de draaibrug — veel geringer is.
In tabel V zijn voor eenige datums aangegeven: de inhoud, benevens de gemiddelde hydraulische diepte en de grootste waterdiepte der natte profielen bij de piketten 140, 123, in, 82, 74, D en B.
Boven piket 138 heb ik gedurende het tijdvak 15 Augustus—23 October 1893 nooit stroomend water aangetroffen en evenmin iets bespeurd van zijdelingschen toevoer van grondwater. Nabij den oorsprong lag „de Linde" voortdurend droog.
In de 2de helft van Augustus was dit ook verder stroomafwaarts — n.1. op sommige gedeelten van haar loop — het geval. Overal, waar de rivierbodem uit zand bestaat, is de wel echter op geringe diepte aangetroffen.
1) De waterstand bleef hier gedurende de meting onveranderd.