den zandweg in de richting Doldersum. Het noordelijkste punt, de waterscheiding bezuiden Makkinga, ligt 6.55 M. -|- A. P.; benoorden Tronde en ten oosten van den weg vinden wij 7.43 M. + A. P, onder Elslo 6.86 M. -f- A. P.; terwijl bewesten Zorgvlied de waterscheiding tegen het 4e of bovenste pand van de Noordwoldervaart zich tot 7.22 M. -f- A. P. verheft. (Zie verder tabel I).
Ter weerszijden van de rivier wordt de Lindevallei ingenomen door moerasveen, dat een gemiddelde breedte heeft van 1200 M.*) en tot hooiland gecultiveerd is. De hoogte van het maaiveld bedraagt te Tronde ± 5.50 M. N.A. P. en vermindert langzamerhand tot ± 1.25 M. + N.A.P. aan de Oldeberkoopster draaibrug. Naar de randen loopt het terrein onmerkbaar op; eerst de het dal insluitende zandgronden liggen hooger. Deze laatste behooren tot het zanddiluvium; alleen onder Beuil, Zorgvlied en bezuiden Makkinga, dus op sommige punten der waterscheiding, wordt grintdiluvium aangetroffen.
Dit zand vormt ook de ondergrond van het moerasveen en komt op de meeste plaatsen in het rivierbed aan den dag. Op sommige punten echter zijn de oneffenheden van den rivierbodem met elders afgeslagen en van boven medegevoerd moerasveen opgevuld, zoo o. a. tusschen de piketten:
133 en 127 of van ± 1200—1700 M. uit den oorsprong, 126 en 123 „ „ ± 1900—2100 „ „ „
112 en 103 , „ ±3300—4100 „ „ „
(met uitzondering van den omtrek van piket 108) 98 en 94 of van ± 4700—5000 M. uit den oorsprong.
Doch ook daar werd het zand meermalen op geringe diepte gevonden; bij piket:
1) Contributions a la Géologie des Pays-Bas, par Dr. J. Lorié. VI. Les Hautes tourbières au Nord du Rhin, Planche I.