vruchtbaarder is, en dat de grootere welvaart der bewoners meer hen leidde tot ontginningen. Aldus was het ook gesteld in het land van Bergen-op-Zoom. Doch in de Meierij van den Bosch vooral bestond door de verregaande versnippering van grondbezit en de geringe productiviteit van het landbouwbedrijf een algemeene toestand van soberheid of armoede bij den boerenstand in de i8de eeuw, naast achterlijkheid. Eigen boer en arbeider smolten hier in vele opzichten samen.

Talrijke stukken uit de i7de en i8de eeuw zijn er, die dit bewijzen1). Als men de heeren op de kasteelen uitzondert was schier nergens ten platten lande de bekrompenheid der bevolking zoo groot als hier. Flinke, groote boerderijen vond en vindt men uiterst weinige naast de vele kleine bedrijven met i a 3 runderen. Enkel boeren-arbeiders zijn er daarbij betrekkelijk weinige; zij zouden geen werk vinden bij de kleine boertjes, die zelf het bedrijf niet ruimer konden inrichten, en in een groot gedeelte des jaars nog tijd overhouden.

Daarenboven werd over geheel Noord-Brabant de toestand der bevolking gedrukt door de ligging in een grensgewest, dat als veroverd gebied werd beschouwd, als bezit van de Republiek, en waar van tijd tot tijd gedurende de i6de en i7de eeuw door den oorlog de dorpen werden plat gebrand. Zware lasten en heerlijke rechten van allerlei aard drukten in de onderscheidene dorpen de bewoners daarenboven nog bijzonder.

Ook hieruit blijkt weer het anthropo-geographische element in de geschiedenis. De waterscheidende rug in het zuiden was wel scheidend voor de richting van het verkeer, hij had wel het ontstaan van de staatkundige grens ten gevolge, doch niet dan na veel strijd. Een natuurlijke grens was hij niet, en in oorlogstijd werd de waterscheiding van beide zijden herhaaldelijk overgetrokken. Daar-

1) Zie H. Blink, Geschiedenis van den Boerenstand II, pag. 41.