geldt hier de spreekwijze: dat „de mest een tweede onzen lieven Heer is".

Met de aldus door elkander staande gebouwtjes gelijkt de hofstede in Noord-Brabant reeds een gehucht in miniatuur. Zij roept ons onwillekeurig de hoeve voor den geest van de oude Franken, welke eveneens uit vele naast elkander verrijzende gebouwen bestond, elk voor een afzonderlijk doel ingericht. Hoe scherp stak deze woningbouw af bij het groote Saksische huis, waar alles zooveel mogelijk onder één dak werd samengebracht, en waar de woning voor de menschen en de schuur uit één groot geheel bestonden. (Nog in het O. van Overijsel vindt men dergelijke woningen). Die veelheid van gebouwen op een erf wordt reeds minder, naarmate men meer het N. van Noord-Brabant nadert. En naar het Z., in Limburg, ziet men spoedig eveneens een ander type. Daarom kan men van een Noord-Brabantsch type van woningbouw spreken.

Het gemeentelijk grondbezit in Noord-Brabant, hoewel veel verminderd, is nog altijd aanzienlijk. De heer H. J. Lovink, Directeur Generaal der Afd. Landbouw, was zoo welwillend ons dienaangaande gegevens te verstrekken, door zijn particulier onderzoek verkregen, waarvan wij de resultaten hier laten volgen. In Noord-Brabant vindt men ongeveer 60000 H. A. gemeentegronden, waarvan ±52 000 H. A.. heide of woeste gronden zijn, 4880 H. A. dennenbosch, 272 H. A. gras- en bouwland en 400 H. A. loofbosch. De meeste dezer gemeentegronden vindt men in de Meierij van den Bosch, ± 45 000 H. A., in de oostelijke gedeelten ± 10000 H. A., terwijl in de vroegere Baronnie van Breda het gemeente-grondbezit van geringer beteekenis is. Van alle woeste gronden in Noord-Brabant is ongeveer 35 °/ gemeente-eigendom.

In de vroegere Baronnie van Breda is het gemeentelijk grondbezit niet zoo aanzienlijk. Zeker moet dit mede daaraan worden toegeschreven, dat hier de bodem over 't geheel