dig en sober gebouwd. Naar het noorden worden de boerenhuizen netter, wordt de verfkwast meer gebruikt, die in het zuiden veel wordt vergeten.

De boerenwoningen in het zuiden der provincie bestaan meestal uit een complex van gebouwtjes bij elkander: het eigenlijke woonhuis, omringd met schuren en stallen in schilderachtige wanorde door elkander geplaatst. De laatste zijn alle ruwe, houten getimmerten, zonder verf op deuren en luiken, met stroo gedekt, veelal de grijsgele wanden gevormd uit gevlochten horden met leem bestreken. Elk dier getimmerten op de hofstede heeft een eigen doel. Het kleine huisje ter zijde van het huis is het bakhuis, waarin men den oven vindt, en waarin de boer zijn eigen brood bakt. Ook vindt men in vele huizen den oven ter zijde van den haard in het woonvertrek. Een ander gebouw op het erf is de bewaarplaats van graan met den dorschvloer er naast; weer een ander dient voor de kar of voor het brandhout en de heizoden. In de uithoeken dezer getimmerten vindt men de varkenshokken enz. Eigenaardig- schilderachtig

O O O

is op het erf nog de waterput met den onverschilligen, langen zwengel, een bijna niet behouwen ruwen boomstam.

Het hoofdgebouw bestaat uit het eigenlijke woonhuis in het voorgedeelte, waaraan ook een schuur is verbonden. Het woongedeelte bestaat uit een huiskamer, tevens keuken, een groot vertrek met de bedsteden langs de wanden, en de ruime schouw op den middenmuur. Daar branden op het haardvuur heizoden en takkenbossen, die een eigenaardige, niet onaangename geur verspreiden, welke men bij het naderen dezer gehuchten (ook op de Veluwe, in Drente en elders) dadelijk bemerken kan. Onmiddellijk achter dit woongedeelte loopt in de schuur een dwarsgang, en daarop volgt dwars door het huis de koestal, waar de koeien steeds op den mest staan, met den kop naar genoemden dwarsgang. Veel mest te verkrijgen is een belangrijke zaak voor deze boertjes; al van ouds