van de cultuurgronden aan de Groote Beerse gescheiden. En van die cultuurcentra aan de beken strekken zich langfs enkele meer vruchtbare streken, die als bouwlanden in gebruik zijn genomen, ook dwars door het land soms zijarmen der cultuurgronden uit, die de oevers der verschillende riviertjes door banden verbinden.
In dit oude, reeds vroeg vrij dicht bevolkte gewest, heeft de inbezitneming en incultuurbrenging der gronden eigenaardig op kleine schaal plaats gevonden. Groote, planmatig aangelegde ontginningen zijn hier van ouds weinige geweest.
Dit wekt bij ons het vermoeden op, dat kloosters of groote heeren hier nooit veel aan de ontginningen hebben verricht; zij zouden zeker meer met orde en regelmaat hebben gehandeld. Wat wij hier beweerden, blijkt in 't bijzonder uit de indeeling des lands.
In geen gedeelte van Nederland is de grond zoo onregelmatig in versnipperde stukjes van allerlei vorm verdeeld. Hoekjes, kampjes, akkertjes, soms van slechts weinige vierk. M. oppervlakte, liggen in allerlei gedaanten, meest met bochtige grenzen, verstrooid door elkander, veelal gescheiden door groene singels van akkermaatshout. Het is of een zaaier langs de rivieren wandelde, die de landsnippers daar met kwistige hand heeft rondgestrooid.
Die indeeling des lands wijst in de eerste plaats op ontginning in een tijd, toen de economische begrippen van landhuishoudkunde hier nog niet ver ontwikkeld waren. Bij meer economische inzichten zou men een plan gevolgd, zoude de winkelhaak en meetstok gebezigd zijn, als men land in cultuur bracht. In de oudste tijden van de cultivatie des bodems was dat gemis aan regelmaat algemeen, ook in Friesland, Groningen en elders. Maar hierin NoordBrabant heeft die onoordeelkundige indeeling bij inbezitneming van woeste gronden het langst stand gehouden door de maatschappelijke en sociale toestanden, in verband met de gesteldheid des bodems.