op-Zoom. In de i4de eeuw was ook Steenbergen een aanzienlijke koopstad met belangrijken handel op Engeland en Denemarken. Hoewel een zware brand de stad in de asch legde in 1365, waardoor zij veel leed, toch zou die ramp niet de oorzaak van haar ondergang geweest zijn, als de factoren, die eens de stad hadden doen opkomen, dezelfde beteekenis hadden behouden. Doch deze veranderden, en wel in de eerste plaats door het aanslibben der wateren voor de stad, waardoor zij van de groote verkeerswegen werd afgescheiden, en in plaats daarvan door vruchtbare landerijen ingesloten. Er was geen achterland, dat haar steunde, om met kunst een flinken open waterweg te behouden voor den internationalen handel. Zoo kromp de nederzetting in, en na den brand van 1365 zou zij niet meer dan 1/10 der ruimte van vroeger hebben ingenomen. Al is misschien dit cijfer overdreven, de hoofdzaak der inkrimping is juist. En van de eens niet onaanzienlijke handelsstad is slechts een onbeduidend, stil landstadje overgebleven, locaal van beteekenis voor de boeren der kleilanden uit den omtrek.

Ook Zevenbergen, moet vóór de overstrooming van 142 1 een aanzienlijke stad geweest zijn. Zij lag aan een binnenwater op een ingedijkte schor ten noorden van den breeden mond der Marcha (Mark), niet ver van den rand der zandgronden. Die ligging doet vermoeden, dat het een haven was voor dit riviergebied, en dat zij door het achterland der Mark haar beteekenis als handelsplaats erlangde. Hoewel door de overstrooming van 1421 veel verminderd in omvang, was de plaats nog van die beteekenis, dat in 1429 Filips van Bourgondië de munt van Dordrecht naar deze stad verlegde, wat echter maar een jaar duurde.

Doch de stad, gelegen te midden van het aanslibbende kleiland, waar na 1421 een reeks van schorren en aanwassen ontstonden voor de N. W. kust van Noord-Brabant,