leien geworden, waarin gedurende latere perioden het afvoerwater van den regen zich tot de boven beschreven schotelvormige rivierstelsels ontwikkelde, welke voor NoordBrabant eigenaardig zijn, en die nergens in Nederland zoo typisch voorkomen als hier. De vele riviertjes hebben in deze terreinhellingen alleen smalle geulen gevormd, evenredig aan den eisch van hun gewone afvoerwater, en maken niet als in Drente deel uit van een breeder, scherp gemarqueerd rivierdal, dat op een tijdelijken gletscherstroom wijst met krachtig erosievermogen, bij het terugtrekken van het landijs achterblijvend. In Noord-Brabant werden dergelijke gletscherstroomen als onmiddellijke nawerkingen van den ijstijd niet gevonden, en hier bleef het landschap geheel een fluviatiel karakter bewaren in zijn oppervlaktevormen. Dat dit van invloed was op de vestiging der nederzettingen, zullen wij later zien.

In het oosten en noorden wordt het vlak van NoordBrabant begrensd door het dal der Maas. Beneden Roermond vormde de rivier in den diluvialen tijd eveneens een vallei naar het noordoosten en noorden, en in deze heeft zij, zich dicht langs den voet der hooge heuvels van Duitschland buigend, haar tegenwoordige bedding opengehouden. Bij de heuvelrij ten oosten der Maas staat men eigenlijk aan den natuurlijken rand van de Brabantsche vlakte. Slechts een smalle zoom van lage kleilanden sluit de Maasbedding hier in tot bij Heumen en Linden, waar de rivier uit het diluviale vlak treedt, om met den Rijn gezamenlijk tusschen de Brabantsche zandgronden aan den eenen kant en de Veluwe met de Utrechtsche heuvels ten N. W. van Renen aan den anderen kant een gemeenschappelijke delta te vormen. Door de kleilanden, die hier de Brabantsche vlakte omzoomen, heeft de Maas als een echte wilde rivier haar bedding met veel grillige kronkelingen opengehouden, een strook dier jongere vorming bij Noord-Brabant voegend. Beneden Heusden heeft de Maas sedert eeuwen, door kunst gedrongen, een arm van haar oude bedding moeten