naar het noorden zich trechtervormig vernauwt in de richting van 's-Hertogenbosch. Dit dal, hetwelk de Noord-Brabantsche vlakte in noordelijke richting doorsnijdt, en hetwelk niet onwaarschijnlijk als een breede erosiebedding van de diluviale Maas is te beschouwen, welke verlaten werd toen de Maas na den diluvialen tijd uitsluitend haar tegenwoordigen weg koos, vormt tegenwoordig het stroomgebied van Dommel en Aa met hun vele bijstroomen, die alle de terreinhelling volgend, waaiervormig in de richting van den Bosch convergeeren, en door de Dieze hun afwatering vinden op de Maas.

Het stroomgebied der Donge vormt westelijker een soortgelijken afwateringsschotel, doch op meer beperkte schaal. Meer gelijkvormig is de hydrographische kom van Breda aan die van Dommel en Aa, zij het ook eveneens kleiner in omvang. Boven Breda vereenigen een zestal kleine stroompjes zich te zamen tot de Mark, die verder benedenwaarts de Dintel heet.

Op kleine schaal vinden wij tusschen Breda en Bergenop-Zoom nog weder een soortgelijke afwateringskom, waarin de stroompjes convergeeren op Rozendaal, waaruit vervolgens de Rozendaalsche Vliet gevormd wordt. De opmerking moet hier bijgevoegd worden, dat de Donge, Mark en Dintel en Rozendaalsche Vliet zich bijna onmiddellijk met een ongeveer rechthoekige bocht naar het westen ombuigen, als zij in de noordelijke kleistrook van Noord-Brabant aankomen.

De bovengenoemde riviergebieden zijn door lage, vlakke waterscheidingen van elkander gescheiden, die den bezoeker van het landschap nauwelijks of niet in het oog vallen. Door dit geleidelijke der overgangen onderscheiden zich de Noord-Brabantsche terreinhellingen scherp van die der zand- en grintgronden in Drente, Overijsel en Gelderland. Heuvelrijen of scherpe afsnijdingen in het terrein, zooals men die bij den Hondsrug, bij de Hellendoornsche hoogten, op de Veluwe, in Twente en den Gel-