bij de terreinen, welke de Belgische provinciën Limburg en Antwerpen vormen, zoodat zij daarmede één geheel uitmaken.
Toch wordt er naar het zuiden in hydrographisch opzicht een natuurlijk grensgebied gevonden tusschen het Nederlandsche en Belgische gedeelte. Een vlakke rug, welke zich van Maastricht langs Asch, Hechtel, Lommei, Postel, Turnhout, Rijckevorsel en tot bij Bergen-op-Zoom uitstrekt, vormt de waterscheiding tusschen het Maasgebied aan den eenen en het Scheldegebied aan den anderen kant. Deze waterscheidende rug ligt ongeveer nabij de zuidelijke staatsgrens van Noord-Brabant, hoofdzakelijk iets ten zuiden daarvan. Van een hoogte van 40 M. ten Z. van Eindhoven over de grens, tot 25 M. bij Turnhout en 20 M. in het westen daalt deze rug af, en wijst op een algemeene helling des terreins naar het noordwesten.
Van genoemden rug daalt de bodem der zandgronden met zachte hellingen naar het noorden en noordwesten tot de kleistrook langs de rivier de Maas, welke aan dien kant het Noord-Brabantsche diluviale terrein begrenst. In het Z. O. van Noord-Brabant, ten Z. van Eindhoven met een hoogte van tusschen 25 en 40 M.; vervolgens dalende tot een strook, die van Z. W. in N. O.-richting loopt van 10—25 M. hoogte; verder tot een daarmede ongeveer evenwijdige strook van Rozendaal naar Ravestein en Megen van 5—10 M hoogte, en daarna N. W. tot een terreinstrook van
O '
1—5 M., om eindelijk in het N. W. tot ongeveer A. P. of iets hooger te dalen, zoo zijn in het algemeen de terreinsovergangen van Noord-Brabant.
Van den. zuidelijken waterscheidenden grensrug, zooals wij die kunnen noemen, welke het brongebied vormt van onderscheidene kleine rivieren, stroomt het water in het oostelijk gedeelte naar het N., in het westen meer naar het N. W. af. In de oostelijke helft van Noord-Brabant vormt tusschen Tilburg en Deurne (aan de Peel) de bodem nader beschouwd een zacht afdalende, breede schotel, die