STUDIËN OVER NEDERZETTINGEN IN NEDERLAND
DOOR
Dr. H. BLINK.
(Met kaart N°. IJ.
(Vervolg van pag. 958 in deel XIX, 1902).
NOORD-BRABANT.
Van het Drentsche plateau en zijn periferische nederzettingen in de hoogvenen, welke dit plateau omranden, die wij in de vorige artikelen behandelden, wenden wij ons thans naar het zuiden des lands. De provincie Noord-Brabant, ongeveer met de staatkundige grenzen, welke zij thans heeft, vormt hier een vrij zelfstandig landschapsindividu, dat bij zijn landseigene bevolking de anthropo-geographische invloeden des lands in vele opzichten doet uitkomen, alsmede door het karakter der nederzettingen, de cultuur des bodems in den ruimsten zin, de verdeeling des lands enz. Hierdoor kunnen de nederzettingen in dat gewest gezamenlijk vergelijkend behandeld worden, en al vallen de grenzen van dit geographisch gebied geenszins volkomen met die der provincie samen, toch kan men het hier te behandelen ee-
o
deelte ook voor ons doel het best als „Noord-Brabant" aanduiden.
In morphologischen zin vormt Noord-Brabant een naar het noorden zwak afhellend, vlak terrein van diluviale zandgronden, dat weinig geteekend is door scherp uitkomende hoogte-verschillen, maar waar de vormnuanceeringen veelal bijna onmerkbaar en met zacht gebogen lijnen, geleidelijk in elkander overgaan. Dit vlak sluit zich in het zuiden aan
I