ingevoerd, ofschoon hij er oorspr. niet te huis behoort, hebben den Saksischen umlautsvorm kees, zooals de Friesche steden, het Bildt en Ameland. Reeds in de dertiende eeuw heerschte in het eigenlijk Holland de a, daar het woord als case meermalen gevonden wordt in de oudste stadsrekeningen van Dordrecht (uitg. door Mr. Ch. M. Dozy, 's-Grav. 1891).
20 In de eej- en a-streek heeft het woord overal denzelfden klank, als daar de andere vertegenwoordigsters der a hebben, dus eej, ee of ié.
3° In de ieë- en ea-streek is de klank lange i (of ie) en luidt het woord naar de opgaven tsiz („met gerekte, niet gebroken z in Barradeel), tsiis (in de Dokkumerwoudstreek), tsies („de ie zeer gerekt" in Opsterland en de buurt van Sneek), tsjiis (in Bergum) en tsjies (in den Zuidhoek en op Schiermonnikoog). Dat hier oorspronkelijk umlaut geweest is, mogen wij op grond van umlautsklanken in 't Oost- en Noordfriesch, en ook van 't Ags. cese, gepalataliseerd ciese (Eng. cheese), veronderstellen, maar de e, die wij in dat geval mochten verwachten, is, blijkbaar onder invloed der voorafgaande ts of tsj, in ie overgegaan. Of de e van een ouder *kese kort of lang geweest is, dus umlaut van korte of lange a of lange ae, is de vraag. Daar in 't Ags. de lange ê tot umlaut ê heeft, maar de korte ae tot umlaut e, zou men geneigd zijn in 't Ags. cese, ciese eene korte e aan te nemen; men denke echter aan 't Ags. mêce (zwaard), naast Os. makt, Got. mêkeis.
4° In de afstreek heerscht overal de ae, zonder dat er ergens een vorm kees naast wordt aangetroffen, die voor verloop van den umlautsvorm met ee naar een' vorm zonder umlaut met ae zou kunnen pleiten.
5° In de a°-streek luidt het woord ka's, behalve te Grijpskerk en ten Westen daarvan, waar, evenals in West-