Volkstaal): beer en, gebeer, geef of geihonger, krèmer, bekweem (Ohd. biqudmi), maar naast bekwbam in afwijkende beteekenis, {heeg)scheer, scheper, ververen, beweren (Mhd. bewaeren). Men vgl. daarmee de opgaven bij Dr. W. de Vries, ƒƒ<?/ vocalisme van den tongval van Noordhorn, bl. 56: beem (doch geboar\ geehongr, kremeletin (= kramerlatijn, doch kramer), scheer, scheper, verveert, beweern; daarentegen alleen bekwa°m.

In Friesland (volgens schriftelijke opgaaf van den heer M/. Faber voor Barradeel) schijnen maar enkele vormen met als in voor te komen, namelijk verfeead, en, met verkorte «?, hjerring. Göawhonger (met öa — de öêzc van 't Fr. is gewijzigd onder invloed van volks¬

et) mologie, evenals het algemeen Nederlandsche, en ook Hollandsche, geeuwhonger. Het bij Gijsbert Japiks nog voorkomende (mars)krëamer, dat nu verouderd is (men zegt nu marseman), heeft geen umlaut. Bekwaam en traag met « zijn blijkbaar uit het Hollandsch ingevoerd.

In het algemeen Nederlandsch hebben van bovengenoemde woorden slechts de volgende eene <?.• gedwee, geeuwhonger en beweren. Het eerste is uitsluitend een woord van de schrijftaal; het tweede behoort ook tot de Hollandsche spreektaal, maar is volksetymologisch gewijzigd; van beweren, dat eerst in den allerlaatsten tijd wat meer uit de schrijftaal in de spreektaal indringt, acht ik de gewoonlijk aangenomen afleiding van waar (= verus) niet boven bedenking verheven, vooral omdat het verdringen van een regelmatig bewaren door een dialectisch beweren verwondering wekt, en daarom komt het mij veel waarschijnlijker voor, dat het is afgeleid van weer (verdediging). Nog komt in de schrijftaal met umlaut van d ongeveer voor, maar dat woord is aan het Hoogduitsch ontleend. Alle andere woorden, die echter niet alle in de Hollandsche spreektaal