het Zuiden de ae, die uitsluitend voorkomt in de Lijmers, het Rijk van Nijmegen, het land van Maas en Waal, de Overbetuwe en het Oosten van Utrecht (Amerongen, Amersfoort en De Vuursche). Met ba wordt het woord opgegeven voor Doorn, Wijk-bij-Duurstede en Kuilenburg, en de ba heeft het woord ook in het Noorden, als het in figuurlijke beteekenis wordt gebruikt. Dat althans wordt opgegeven voor Hunzingoo (in Onze Volkstaal II bl. 53), voor 't Oldambt (ook nog eens afzonderlijk voor Finsterwolde) en voor Rouveen. De Tieler- en Bommelerwaard stemt door ee ook in dezen met Noord-Brabant overeen, terwijl men leeg ook hoort in het Oosten van de Alblasserwaard. De ae beperkt zich alzoo tot het Oostelijkste deel van het Saksenland (Twente en de Graafschap), den Veluwezoom en de aan de Graafschap grenzende streken ten Zuiden van den Rijn. De Zuidgrens is Gennep, waar ae en ee beide heerschen. Overal is deze ae duidelijk onderscheiden van den uit Germ. ai voortgekomen klank, terwijl ook de ee zich daarvan merkbaar onderscheidt in die streken, waar de uit ai voortgekomen klank niet door ee kan worden afgebeeld, zooals b.v. in Groningerland.

Voor Limburg worden êz, ee en ie'è opgegeven: ëi voor Gratham en andere dorpen in Westelijk Limburg (zie A. M. Mertens, Onze Volkstaal II bl. 204: „alsof na den é-klank nog een zeer korte «-klank gehoord wordt"); ee voor Buggenum, Roermond, Grevenbicht, Sittard, Oorsbeek en Amstenrade. Dat die ee te Sittard ook in jeerig en lleeperig voorkomt, hebben wij reeds gezien. De ie'è wordt opgegeven voor Horst, Weert, Venloo en het Zuidelijk gedeelte, met Heerlen, Valkenburg, Gronsveld en Maastricht. Dezelfde ie'è troffen wij voor Heerlen ook reeds aan bij llie'èperig en nieëste of niejekste, voor Gronsveld ook bij nieste. In Noord-Brabant vindt men ie in de Zuidelijke