kenmerkt. Door Dr. A. Opprel, Het dialect van OudBeierland, bl. 2, 5, wordt voor Oud-Beierland de ee van leeg gelijkgesteld met de scherp volkomen ee (uit ai) en de Nederlandsche ee vóór r. Voor Sliedrecht luidt de eene opgave laegste of laigste, de andere, betere, noemt de ee van leeg „eene zeer scherpe e met uitzetting, verbreeding van den mond". K. van der Zijde (Taal en Letterbode V bl. 196) schrijft leeg (d. \. è — Hd. 'd -1- naslag). Hij merkt op, dat het woord in figuurlijke beteekenis als loag wordt uitgesproken en dus geen' umlaut heeft. Ook van andere gedeelten van het land wordt hetzelfde meegedeeld, wat dus mag doen vermoeden, dat het figuurlijk gebruik van dat woord van de schrijftaal of beschaafde spreektaal is uitgegaan. Overigens stemmen alle opgaven hierin overeen, dat zij deze ee schrijven, soms ook bepaaldelijk aanduiden als de scherp volkomen, uit ai voortgekomen, ee.

5° In de a°-streek wordt bijna overal la°g gezegd, doch in de stad Utrecht wordt daarnaast ook omleeg opgegeven , en daarin zal die stad in deze streek wel niet alleen staan (vgl. boven het van Ridderkeik vermelde). In omleeg mag men een ouderwetschen, in deze uitdrukking versteenden vorm zien, die zich handhaafde nadat onder Hollandschen invloed leeg overigens door la°g was verdrongen. In Utrechtsche oorkonden uit de middeleeuwen (zie Mnl. Wdó.) immers vindt men geregeld leeg. Ook in Amsterdam werd op het eind van de ióde eeuw nog laeg gezegd, daar in de Twe-spraak van 1584 het woord geschreven wordt met de ae, die daar nooit vooi de heldeie a, maar alleen voor den blaetenden d^-klank gebruikt wordt. Sewel geeft in het begin van de i8de eeuw reeds alleen laag op, zoodat te Amsterdam de uitspraak van dat woord in den loop der i7de eeuw onder de beschaafden veranderd is. Voor het Oosten van Zeeuwsch-Vlaanderen wordt leeg