maar in Gronsveld nieste, in Heerlen nieste of ook wel niekste of niejekste (met k uit ch: zie J. Jongeneel, Een Zuid-Limburgsch taaleigen I bl. 39, II bl. 45). Deze umlaut behoort tot den ouderen umlautsvorm, dien wij hierna zullen behandelen, evenals ook Uie'èperig, dat voor Heerlen en sleeperig, dat voor Sittard wordt opgegeven. Den umlautsvorm sl'ódperig vind ik alleen in Twente (met opgaven voor Ootmarsum, Denekamp en Delden), doch fódrig niet alleen daar, maar ook te Gorsel, Wije, Zelhem, Hummeloo, Laag-Keppel, Diedam, Gennep, Horst, Deurne, Roermond en Heerlen, en onder den vorm jeurig (umlaut van joor) in Dieren en Ellekom; doch geen umlaut heeft het woord te Deventer, Doesburg, Arnhem en Apeldoorn, dus in de grootere, meer beschaafde plaatsen. Bij dit woord komt de umlaut dus voor in Twente, de Graafschap, den Veluwezoom, de Lijmers, het Zuid-Oosten van Brabant en geheel Limburg. Voor Sittard wordt jeerig, dus met ouderen umlaut, opgegeven.

§ 3. De umlaut bij slaapt.

De derden-persoonsvorm hij slaapt eischt eene afzonderlijke behandeling, omdat daarin, althans in de Oostelijke helft van ons land (met uitzondering van Limburg), de vocaal verkort is. Die verkorting komt namelijk voor in het Landfriesch, in geheel Groningen, Drente, Overijsel, en ook in Gelderland, behalve in de ba- en «-streek (de breede strook langs de Zuiderzee), waar slaapt wordt gezegd, en te Kuilenburg, dat ba heeft. Te Tiel en te Hedel (in de Bommelerwaard), waar sloapen eene ba heeft, is de derde persoon slopt, terwijl men te Beusichem en Buren, en ook op Urk, waar slapen eene a heeft, slapt zegt. In Utrecht is de eenige plaats, waarvoor verkorting wordt opgegeven,