bant wordt het opgegeven voor Deurne, Uden en Zeeland.
De vorm höare heerscht (volgens J. H. Behrns, zie boven) in geheel Twente, en (volgens Dr. J. H. Gallée) in Salland en de Graafschap, en daarmee stemmen overeen de opgaven voor Delden, Denekamp (opgegeven als keur), Haaksbergen, Gorsel, Zelhem en Hummeloo; maar niet die voor Deventer, \\ ije en Laag-Keppel. Evenmin heeft dit woord umlaut te Doesburg en te Drempt; daarentegen wèl in 't land van Maas en Waal (volgens opgave voor Leeuwen, gemeente Wamel), te Gennep en Horst. Voor het overige Limburg betwijfel ik het voorkomen van umlaut bij het meervoud van dit woord op grond van de opgaven voor Roermond, Sittard en Heerlen, maar over het algemeen is het meervoud van hoar weinig in gebruik.
De umlaut van noaste schijnt nog beperkter, dan de meervoudsumlaut. Hij heerscht in Twente, in Salland (doch, naar t schijnt, alleen in het Oosten, daar hij slechts voor Holten wordt opgegeven), en in de Graafschap (doch met zekerheid mag ik hem alleen voor het Noorden aannemen, daar hij slechts voorkomt in de opgaven voor Laren, Lochem en Gorsel). Dr. J. H. Gallée echter geeft rióaste op voor Zuid-Salland en de Graafschap. Noch in Limburg, noch in Brabant komt deze umlaut voor, die dus Saksisch schijnt en niet Frankisch. Terwijl wij nu in 't Os. alleen nahist- vinden, kan het Oudfrank. met ander suffix nahost- hebben gehad, dat ook uit het Ohd. bekend is.
In overeenstemming met de Limburgsche Sermoenen der i4de eeuw, die behalve naeste en nast ook neest en nest hebben (zie Dr. J. H. Kern, Limb. Serm., bl. 23) vindt men in het Zuiden van Limburg : in Maastricht noaste en in Valkenburg noadste (met bij dit woord in 't Limburgsch ook elders voorkomende invoeging eener d, waarbij aan analogievorming naar noader (= noarder) te denken is),