§ 6. De streek der a°.

Met a° is de klank weergegeven, die in de opgaven gewoonlijk heet: „a zweemende naar 0". De grenslijn tusschen a en ba is echter eenigszins willekeurig getrokken, daar de opgaven niet altijd even duidelijk zijn en het materiaal niet rijk genoeg. Nochtans zijn met vrij groote waarschijnlijkheid tot het «"-gebied te brengen :

i° Het Zuidelijk deel van Waterland met opgaven voor Purmerend, Edam, Broek, Holijsloot, Schellingwoude, Durgerdam en Ransdorp. Toch is daar de oorspr. Westfriesche eej niet geheel verdrongen, vooral niet aan de kust der Zuiderzee. Voor Broek wordt skeejp opgegeven naastt ska°p, voor Ransdorp skeep, dreed, street, heer, sleepe[n) naast ska°p, dra d, stra°t, en ha"r; maar uitsluitendy#V, la te[n), ga n en sta°n. De opgave voor Holijsloot heeft naast de anderewoorden met a toch nog, evenals die voor Broek, skeejp, terwijl Winkler [Dial. II bl. 62 vlg.) voor Holijsloot nog leete[n), deer, nee opgeeft. De mededeeling, dat in Durgerdam enkele oude lieden nog geen en steen zeggen, wijst op oorspronkelijk nadere betrekking van Durgerdam tot Marken, Aalsmeer en het Gooi. Ook Volendam wijkt van het overige Waterland af, maar volledige opgaven voor die plaats ontbreken nog.

20 Het Zuid-Oosten van Noord-Holland, bezuiden het IJ, met opgaven voor 's-Graveland (waar enkele woorden: haar en slapen, echter a hebben), Weesp, Amstelveen, Sloten en het daaraan grenzende Noordelijke gedeelte van de Haarlemmermeer, en Amsterdam. In de i8de eeuw werden te Amsterdam twee dialecten nog duidelijk onderscheiden: het Haarlemmerdijksch met een Westfriesch karakter, en het dialect der eilanden, Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg, dat meest door zeelieden gesproken werd, maar in sommige opzichten nader stond aan den