De Krimpenerwaard ken ik door opgaven voor Ouderkerk aan de IJsel, Bergambacht, Berkenwoude en Stolwijk. In Ouderkerk heerscht even groote verscheidenheid als te Sliedrecht. Met ae worden opgegeven laete[n), slaepein), gaen, aevend, naeste; met oa : sloape[n), goan , kroam en nöaste\ met d: schaap, kraam, avend, dfoar. Bij de gerekte korte a heerscht daar dezelfde verscheidenheid. De andere plaatsen daarentegen hebben in alle woorden ae. Noordelijker heerscht de ae ook te Moordrecht en te Gouda, althans onder de laagste bevolking, zooals blijkt uit ééne der beide opgaven, terwijl de andere d heeft; verder te Oudewater, te Woerden, in 't oude land van Woerden en zoo ook te Zwammerdam en Bodegraven (blijkens de dialectproeve in Van de Schelde tot de Weichsel I bl. 25J 254) waarin wèl a wordt geschreven, maar met bijvoeging in eene noot: „De uitspraak der aa zweemt eenigszins naar die in de omstreken van Alkmaar. Ze heeft iets van de e in t Fransche^r^, maar slechts zeer weinig"). Mijne opgave voor Bodegraven heeft echter a. Misschien strekt zich de ^-uitspraak nog wat Westelijker en Noordelijker uit, al geven de opgaven voor Waddingsveen, Aarlanderveen en Oudshoorn (alle in Rijnland) ook dmaar zooals wij reeds zagen, heet de d te Woubrugge naar ae over te hellen. Zeer waarschijnlijk was het aegebied in Zuid-Holland vroeger uitgestrekter dan nu. Frans Burman toch, een geboren Leidenaar en later te Utrecht woonachtig, verdedigde in 1757 zijne spelling van aa als ae met deze woorden (Eenige aenmerkingen de Nederd. tael aengaende, Utrecht 1757 bl. 6): „in weinig plaetsen buiten Amsterdam worden de woorden met zoo eene harde en zuivere klank, daer men niet dan a in hooren kan, uitgesproken: in veele plaetsen spreekt men die zachter uit, in andere met sterker geluid, met het Fransch ai i