wèpiri). Ook in het Noordfriesch van Sylt vind ik (bij Th. Siebs, Sylter Lustspiele) vier van deze woorden met ë, namelijk död, mol, röse, wöpen (vgl. verder boven bl. 57 vlg).

30 In het Oosten van Zuid-Holland, en wel vooreerst in de Alblasserwaard, althans te Alblasserdam, Oud-Alblas en Sliedrecht, doch waarschijnlijk niet veel Oostelijker, waar de ö#-streek begint, zooals uit de opgaven voor Giesendam en Groot-Ammers blijkt. Te Alblasserdam en Oud-Alblas schijnt ae te heerschen in alle woorden behalve in gaan en staan. Voor Sliedrecht vind ik in ééne opgave de ae alleen bij laete{n), slaepein), aevend, nae en straechie {= straatje). In andere woorden, of ook wel in dezelfde, klinkt de a als „de «-klank van 't Eng. man, maar gerekt en dan gevolgd door eene i. Daarmee worden opgegeven: laite(n), gaiën, kruim, aivond, schaip, naiste, dair. Met ba heeft deze opgave niet slechts goan en stoan, maar ook schoapie, lbate[n) en sloape{n). Eene tweede opgave onderscheidt ae in jaer, jaere, jaertjie, jaerig van eè of e (waarmee de ai van de andere opgave aangeduid zal zijn) in slepe[n), lète(n), scheep, drèèd, street, heer. De wordt daar alleen voor goan en opge¬

geven. K. van der Zijde, Taal- en Letterbode V bl. 187, merkt aangaande de vertegenwoordiging van den «-klank in het Sliedrechtsch op: „De «, die men door onderwijs, lectuur of omgang heeft overgenomen, is zonder uitzondering ao, hetgeen daar vandaan komt, dat de ao voor beschaafder dan de ae doorgaat". De laatste opvatting zou ontstaan kunnen zijn doordat Oostelijk, met name te Gorinchem, de ba heerscht, maar berust waarschijnlijk eer op de moeite, die «^-sprekers hebben om eene heldere a uit te brengen, terwijl de ba hun gemakkelijker valt. De ba is dan te beschouwen als eene mislukte a. Bij sommige beschaafde Zeeuwen heb ik ook wel zulk eene ba gehoord.