ook stritten of strutten gezegd wordt; in de andere luidt het trjidden. Van hier is het meervoud bijna overal hjirren (met zwakke uitspraak der k), maar voor Koudum en Molkwerum wordt kirren opgegeven, voor Hallum hiirren en voor Oostdongeradeel en Oosterschelling kieren. Voor skieep is, zooals te verwachten was, het meervoud overal aan het enkelvoud gelijk, behalve dat voor Tzum, Surhuisterveen en Bakkeveen daarnaast nog een vorm skjippen wordt vermeld, die zeker wel van jongeren datum zal zijn, evenals skiepen voor Lemsterland. V an slieèpe is het verleden deelwoord óf sterk en luidt dan slie'èpen (opgegeven voor Oosterschelling, Oostdongeradeel, Lemsterland, Workum, Pietersbierum en Deinum, maar daar naast sljipt), öf zwak en dan sliept te Koudum en Molkwerum, sljipt te Tzum, Hallum en in de Dokkumerwouden, en slept in het Oosten, namelijk te Ureterp en de Zuidelijke Woudstreek , te Surhuisterveen, Rottevalle , Bakkeveen en Beetsterzwaag. Slaperig luidt meestal sljipperig, maar voor Bakkeveen wordt slipperig, voor Oostdongeradeel, Koudum en Molkwerum slyprig, en voor Hallum, Workum en Oosterschelling slieperig opgegeven. Het Ofri. thèr is overal verkort tot der, op Terschelling tot dir.

Het woord maatje (ook in 't Ofri. met ê) luidt in de buurt van Sneek mietsje, in Bergum, Opsterland en Lemsterland mjitsje of vijitje met breking van te voor den verkleiningsuitgang, in de Dokkumerwoudstreek maetsje, doch heeft in Barradeel en op Terschelling de a. De woorden na (uit nali) en avond (Ofri. êwend) wijken af onder den invloed der volgende consonanten. Na luidt, evenals nu in het Landfriesch, ook reeds in 't Ofri. net, dat ontstaan schijnt door samensmelting der verkorte è met de in i overgegane palatale spirant k (vgl. Th. Siebs, Eng.Fries. Sprache p. 196). Vandaar ook overal neiste, mis-