afwijking van het Westfriesch, ook in jaar. Over enkele woorden, zooals ja, baar, daad, die meestal « (of ook wel ai) hebben, zie men bl. 58. Natuurlijk komt die a ook voor in eenige woorden, die in later tijd aan de NI. schrijftaal of spreektaal ontleend zijn. Dat schijnt op Terschelling ook gebeurd te wezen met het woord straat, mv. straten. dat daar de a heeft.
Ongeschonden is de teë {ie) echter niet altijd gebleven. Zij is soms verkort tot i of gebroken tot ji. Zoo is Ofri. lèta overal verkort tot litte of Ut. Dezelfde verkorting treft men ook overal aan bij het meervoud van jier, dus jirren, behalve in den tongval van Oosterschelling. Met de korte 1 wordt meestal ook jirrig opgegeven, ofschoon uit sommige opgaven blijkt, dat dit woord eigenlijk geen Fnesch is, maar verfriescht Nederlandsch. Met gerekte ie, als jierig vind ik het woord in de opgaven voor Oosterschelling , Hallum, Deinum en de Dokkumerwouden. In de verkleinwoorden is de ie bijna overal tot ji gebroken : trjittsje, strjittsje, skjipke. De breking doet zich in het grootste deel van Friesland ook voor bij enkel- en meervoud van straat. Men vindt strjitte, strjitten opgegeven voor Franekeradeel (Tzum), Barradeel (Pietersbierum), Menaldumadeel (Deinum), de Dokkumerwouden, Achtkarspelen (Surhuisterveen) en Smallingerland (Rottevalle). Daarentegen striitte, striitten voor Hallum, stritte, stritten voor Oostdongeradeel en Opsterland (Bakkeveen en Beetsterzwaag) en strutte, strutten voor het Zuiden (Workum, Koudum en Molkwerum, Lemsterland). Ons draad heeft in 't enkelvoud overal iiè {ie), maar in plaats van het meer algemeene trieèd zegt men trieè te Workum, Deinum, Beetsterzwaag en in Lemsterland. Het meervoud is alleen in de opgaven voor Hallum en Oosterschelling trieden, maar tot tridden verkort in dezelfde streken, waar