De ëa behoort reeds tot de aan het Ags. ontleende spelling van Gijsbert Japiks en is door Dr. J. H. Halbertsma behouden, die er (Friesche spelling bl. 9) eene slepende e, gesloten door a mee aanduidt ^ doch verschillende opgaven, zooals voorTzum, Dokkumerwouden, Bakkeveen en Surhuisterveen, stellen ëa gelijk met onze ee voor r (zoo ook in Van Blom s Spraakkunst bl. 14)1 dus met eene scherpe ee waarop een flauwe naslag volgt, die bij gutturale uitspraak tot eene flauwe a kan worden. Voor Barradeel heet het: „deze a komt nagenoeg overeen met en doet denzelfden dienst als eene toonlooze e: alleen komt de mond daarbij een ziertje wijder open dan bij de toonlooze e\ Voor Workum heet de ëa gelijk aan de ai van 't Eng. pair. Sommige opgaven, zooals voor Opsterland, Tzummarum en Terschelling, schrijven zelfs èè, waaronder echter niet ae mag verstaan worden, maaide ee vóór r.
De ie'è en ëa heerschen in 't zoogenaamde Landfriesch, dat in het grootste deel van Friesland gesproken wordt, namelijk overal behalve in de volgende streken: i° de zes grootere Friesche steden: Leeuwarden, Sneek, Bolsward, Harlingen , Franeker en Dokkum ; 20 Hindeloopen ; 30 het Bildt; 4° de Saksisch-Friesche streken, namelijk Kollumerland en Nieuw-Kruisland ten Oosten van Kollum, Oosten West-Stellingwerf, Aengwirden, Heerenveen met Schoterland en de Oostelijke veenstreken van Lemsterland. Daarentegen behoort wèl tot de ie'è- en m-streek Terschelling (Oost- en West-, doch niet Midsland) en, met eenige afwijking (zie beneden) ook Schiermonnikoog.
De ie'è vindt men in alle woorden, die in t Ofri. e, in 't Ags. ae, in 't Hindeloopensch en Westfriesch ee of eej hebben, dus in laten, slapen, haar, draad, schaap en straat en, in overeenstemming met het Ofri. en Ags., maar in