§ 4- De streek van ie'è (ie) en ëa.

De Friesche ie is, volgens Dr. J. H. Halbertsma, Friesche Spelling, bl. 12, een soort van tweeklank, en de eenlettergrepige woorden met ie heeten zelfs in de opgave voor Hallum tweelettergrepig. Winkler (Dial. I bl. 447) spreekt van een tweeklank ie, en in de Beknopte Friesche Spraakkunst van Mr. Ph. van Blom heet het, bl. 18: „De ie is een zuivere tweeklank, waarin de zachte e^ duidelijk achter de z gehoord wordt; in de onmiddellijk afgeleide woorden blijft deze tweeklank bewaard, ofschoon de uitspraak verscherpt wordt, bv. jier, jierren, miet, miette, wiet, wiette, waarvan de afgeleide woorden worden uitgesproken als jirren, mjitte, wjitte." Elders (in eene der opgaven voor Opsterland) wordt de ie als „zeer gerekt" gekenmerkt, en in de andere opgaven wordt dikwijls ie'è geschreven. Die voor Workum vergelijkt er de ee van 't Eng. sheep, three mee, terwijl voor de Dokkumerwoudstreek gezegd wordt, dat de ie wordt uitgesproken als in 't NI. bier\ zeker terecht, want daarin zal men onwillekeurig vóór de r een soort van tweeklank doen hooren, die den schijn heeft van eenvoudige rekking der lange ie. Zulk eene lange ie wordt blijkbaar opzettelijk als i geschreven in de opgaven voor Zuidfriesland, Tzum en Surhuisterveen, terwijl voor Koudum, Molkwerum en Rottevalle onderscheid wordt gemaakt tusschen de gerekte en niet gerekte heldere i (dus tusschen ie en y). Eene der opgaven voor Bakkeveen schrijft overal ie behalve in hir en jir, dus vóór de r. Phonetisch kunnen wij de Friesche ie of ie'è dus eene gerekte nauwe hoogpalataal (Sweet: highfront narrow) met naslag noemen, waarbij de duur van den naslag kan verschillen voor verschillende streken of naar gelang van den volgenden medeklinker.