EERSTE HOOFDSTUK.
DE HOOFDSCHAKEERINGEN DER LANGE A.
§ i. De onderzochte woorden en klankschakeeringen.
In dit eerste hoofdstuk zal worden nagegaan, hoe de Germaansche lange ae of Nederlandsche d zich in de Noordnederlandsche gewesten gewijzigd heeft, wanneer geen volgende umlautsfactor er invloed op heeft kunnen oefenen. De wijziging van deze vocaal door umlaut is te gewichtig om niet in een afzonderlijk hoofdstuk te worden besproken. Daarentegen scheen het onpractisch telkens afzonderlijk die woordenreeksen te behandelen, waarin — althans in sommige streken — de eene of andere medeklinker regelmatig invloed bleek te hebben geoefend op den klank van de voorafgaande vocaal. Vandaar voor eenige streken twee verschillende klanken als vertegenwoordigers der Germaansche lange ae.
De woorden, die ter vaststelling van de in kaart
gebrachte hoofdschakeeringen der lange d onderzocht werden, zijn de volgende: laten (Os. ld tan, Ofri. lêta, G°t letan)^ slapen (Os. slapan, Ofri. slêpa, Got. slêpan), gaan (Onfr. gdn, Ofri. gan), staan (Onfr. stdn, Os. stdn, Ofri. stan\ jaar en mv. jaren (Onfr. jdr, Os. jdr, Ofri.' jèr, Got. jêr), haar en mv. haren (Os. har, Ofri. her), schaap en mv. schapen (Onfr. scdp, Os. scdp, Ofri. skêp),