lichtdrukken een duidelijk beeld geven van een nog uiterst weinig bekend gedeelte van „Darkest Africa!"

Aangekomen per Nederlandsche stoomer Koningin Wilhelraina stapte Thonner 28 Juli te Banana aan wal om na een kort oponthoud te dier plaatse den tocht naar het binnenland te aanvaarden met Mongo tot naaste doel ten einde, te beginnen bij die plaats, botanische, ethnologische en geographische gegevens uit het nog slechts zeer vluchtig beschreven gebied tusschen Mongalla, Doea en Kongo gelegen, bijeen te brengen. Van dit dorp, op den rechter oever van de Kongo gelegen, begint de eigenlijke wetenschappelijke reis. Het eerste punt, dat bereikt werd, was Ngali, waar de schrijver meerdere dagen verbleef en vanwaar hij opbrak naar Ebonda. Bij Moekananga bereikte hij opnieuw de rivier. De weg voerde langs Bokoeta, Bobi en Bokapo, omtrent wier inwoners belangrijke bijzonderheden worden vermeld. Van Moekananga ging het per kano naar Ndobo en vervolgens wederom over land tot Ebonda. Daar ter plaatse werd de kano weder bestegen en teruggeroeid naar Mongo via het op den linker oever gelegen Linkassa. Opnieuw sloeg Thonner hier den landweg naar Ngali in om zich vervolgens van daar naar den Mongalla te richten langs Tondoko, Belombo Boyangi, Liboko en Monveda op den linker oever van de Doea, een rechter zijtak van eerst genoemde rivier, gelegen. Het plan was om van daar naar het gebied der Banza, dat aan den rechter over van de Mongalla grenst, te trekken; het kon wegens de vijandige houding der bewoners echter niet tot uitvoering komen. Dus besloot Thonner de Doea op te varen om aldus te trachten de Oeèllé te bereiken. Hij verliet daartoe Monveda per kano vergezeld van den heer van Grunderbeek en een militair geleide om na acht dagen roeiens Moegendi te bereiken, waar de Doea ophoudt bevaarbaar te zijn en waar het gezelschap uiteen ging. Alhier zou hij beproeven den tocht over land voort te zetten, doch een overval, die het verlies van nagenoeg alles veroorzaakte en zijn leven bedreigde, noodzaakte hem in allerijl de vlucht te nemen door op een inderhaast samengesteld vlot de Doea af te drijven. Na het mislukken dezer expeditie begaf hij zich naar Boesinga aan de Mongalla en zakte vandaar deze verder af tot het samenvloeiingspunt met de Kongo, Mobeka.

Het reisverhaal is kort en goed geschreven en bevat slechts drie hoofdstukken „Sur le Congo", „Entre le Congo et la Mongala" en „Sur la Mongala' 69 bladzijden druks beslaande, waarvan nog de „Conditions générales', die achter ieder hoofdstuk volgen en de wetenschappelijke beschouwingen in verband met den afgelegden weg bevatten, moeten afgetrokken worden. Een overzicht van de verkregen resultaten is op deze wijze zeer gemakkelijk gemaakt. Aan het eind zijn in afzonderlijke afdee-