maakte van den weg en dat de Europeaan voortdurend fotografieën nam • Het district Tsjenjoean is een van de ergste voor vreemdelingen. Overigens schenen de Chineezen in Kweitsjan en Junnan er weinig om te geven wat de vreemdelingen deden en waar zij heengingen, het reizen levert daar geen gevaar op. De Chineezen van deze twee provinciën merkt Wingate op - verschillen in veel opzichten van die der andere achttien provinciën van China. Zij staan bijna in alles bij de anderen ten achter, en hoe verder men naar het zuidwesten doordringt, des te onbruikbaarder en onnoozeler schijnen zij te worden. De Miao's, de oorspronkelijke bewoners des lands, staan in die streken boven de Chineezen.
Groote steden zijn puinhoopen geworden tengevolge van de opstanden er (Mohammedaansche) Tai-pings, en Miao's. Dat is vooral het "eval tusschen Joeantsjan in Hoenan en Kweijang. Het zal eeuwen duren, zelfs met behulp van de westelijke natiën, voordat Junnan en Kwei-tsjou hun vroegeren bloei teruggekregen hebben, en verscheiden geslachten zullen nog moeien voorbijgaan alvorens de natuurlijke hulpbronnen, de minerale rijkdommen in 't bijzonder, in dit gedeelte van China volkomen ontwikkeld en ontgonnen kunnen worden. Maar klaarblijkelijk is de verborgen rijkdom van Kweitsjou ontzaglijk groot, en tot welk een bloei deze provincie het gebracht heeft, blijkt uit den omvang van de verlaten steden.
Hoewel Wingate tusschen Kweijang en Junnan verscheiden zendelingen ontmoet had, Engelsche en Fransche, waren er toch twee gedeelten van de reis bijna twee maanden achtereen voorbijgegaan zonder dat men een blank gelaat gezien had.
Drie dingen hebben Wingate op zijn reis vooral getroffen ten aanzien van den maatschappelijken toestand in het land. Vooreerst de rijkdom welvaart en ondernemingszin van de Hoenaneezen, en de rijkdom van' hun provincie; dan de armoede, achterlijkheid en luiheid van de schaarsche bevolking van Kweitsjou en Junnan; ten derde de lengte van den Chineeschen „arm der wet" en de verbazingwekkende wijze waarop de Chineesche regeering er in slaagt, 350 millioen menschen tamelijk rustig te houden door middel van een handvol zoogenaamde soldaten en een klein aantal deugnieten, politie genaamd; en toch is het nog pas 15 of 20 jaar geleden dat zij verscheiden stammen onderwierpen van Sjans en Ke-wa's aan de zuidwestelijke grens tusschen de Salwin en de Mekong, en het bestuur van die gewesten konden opdragen aan politieke agenten, waar vroeger volkomen onafhankelijke vorsten geregeerd hadden.
Waarschijnlijk zijn nooit schetsen gemaakt of stelselmatige waarnemingen
gedaan op den weg van Jotsjoe naar Kweijang, door Wingate afgelegd en 400 of 500 mijlen daarvan was volkomen onbekend gebied, evenzoo als de weg uit de Tsjintoeng vallei naar Ma-li-pa of Tawnio.