te laten. De ligging van den berg Ossar is op de vier genoemde kaarten ongeveer gelijk, namelijk 8| tot 9 kilometers uit den noordwestelijksten hoek van het Toba-meer; maar ten opzichte der breedtelijn is er weder groot verschil.

Een paar stukjes uit het reisverhaal van Joustra laten wij hier volgen.

• ... Het bosch werd steeds minder dicht. Het licht schemerde tusschen de stammen en hoe meer wij vorderden, hoe meer wij onze schreden verhaastten om een blik te werpen op de hoogvlakte. Wat mij betreft, mijn hart klopte van verwachting en de anderen vooruitsnellende was ik het eerst 't bosch uit. Met een zucht van verrukking bleef ik staan. Welk een overgang! 't Is inderdaad of men plotseling in een andere wereld komt. En wat mij, bewoner der doesoen, het meest trof, was dat ruim vergezicht. Toch zag men hier nog slechts een klein gedeelte van de hoogvlakte; de uitloopers van Baros en Si Bajak en een stukje bosch schuin vóór ons bedekken nog een groot gedeelte. Onze gezichtskring, bepaaldelijk te Boeloeh Hawar is zoo eng en beperkt, dat op den langen duur al die omringende, grootendeels met bosch begroeide heuvels als een looden last op de borst gaan drukken. Een van mijn grootste genietingen tijdens ons verblijf op het plateau, is dan ook geweest nu en dan eens stil te staan en den blik te laten weiden over de uitgestrekte vlakte, van het landschap Goenoeng-goenoeng in het westen, tot de Timoer-Raja- en Toba-landen in het oosten en zuiden.

In de kampong Pëtjetjérën is de reiziger dadelijk omringd door een hoop menschen. Een van de dapperste vrouwtjes sprak hem al spoedig aan, vragende wat hij op de bergen kwam doen. „Ik diende ze beleefd van repliek, natuurlijk in het Bataksch. wat diepen indruk maakte. Men wilde ons toen daar houden om te eten." En later, te Bëras-tagih: „Dat het kennen der taal een machtig middel is om vertrouwen te wekken, bleek mij ook nu weder. Zelfs kleine kinderen toonden zich in 't minst niet bevreesd of verlegen. Allen gingen heel gewoon hun gang, alsof ik een der hunnen was." A governo van de ambtenaren bij het Binnenlandsch Bestuur en van hen die de voorwaarden tot hunne benoembaarheid vaststellen.

Tot de merkwaardigheden van Sibraja behooren 1° een pandai die het in de kunst van smeden zoover gebracht heeft, dat hij allerlei ouderwetsche modellen van geweren kan omtooveren in geweren met slaghoedjes; 20 een Bataksch huis van gewone grootte, met 12 stookplaatsen en dus door 24 gezinnen, grootendeels met vele kinderen, bewoond! „Er heerschte een afschuwelijke, niet te beschrijven menschenlucht."

„Baroe Djahé ligt tamelijk wel aan den voet van 't gebergte. Wat reeds controleur Westenberg in zijn laatste reisverhaal opmerkte, en ook