Vgl. voor de beoordeeling der verkregen uitkomsten vooral Algem. Handelsblad van 24 October 1899.
W. Toose.
M. Joustra. Verslag van een bezoek aan het onafhankelijk Karo-Batak-gebied. (Meded. Nederl. Zendelinggenootschap, dl. 43).
De reis werd ondernomen van des schrijvers woonplaats Boeloe Hawar uit, in het Delische, ten zuiden van Medan, dicht bij de grens der onafhankelijke districten. Zij is het best te volgen op de kaart van H. C. Kruyt in dl. 35 van hetzelfde tijdschrift verschenen, en de ligging van het uitgangspunt met betrekking tot Medan blijkt duidelijk uit het kaartje van denzelfden in het voorafgaande deel 34. Boeloe Hawar, zooals Joustra schrijft, en Buloh Haur en Buloh Hawar van Kruyt is het ouderwetsche Boeloe Auwer van het Aardr. en Stat. Woordenboek, de naam van een op Sumatra algemeen voorkomende bamboesoort. Het begin van de reis over den 1300 M. hoogen Tingkam-pas kwam met dat van Kruyt's reis overeen; bij Si-gandjang Oerat wordt de grens overschreden en vervolgens trekt hij langs Pëtjetjérën, Bëras-tagih, Raja, Kaban, Kaban Djahé naar ICoeta Radja. Dit is de zuidelijkste plaats van de reis; dan oostwaarts gaande vervolgt hij haar over Sibraja en Baroe djahé, om daarna weder noordwest terug te buigen en de route van de heenreis naderende langs Adji mbëlang, Adji Djahé, Adji djoeloe en Adji Boehara, over Sampoen en Tongkëk den Tjinkam-pas weder te bereiken.
Bij vergelijking van de kaart van Kruyt, die bewerkt is naar de kaarten van v. Mechel, v. Brenner en Meissner, met de kaart van het Topogr. Bur. te Batavia van 1898 (schetskaart van hetToba-meer en aangrenzende landstreken) komt men tot het vermoeden, dat op eerstgenoemde kaart de 30 N. B.-lijn veel te noordelijk is getrokken. De Lau Bijang nadert in haar oost westelijken loop die graadlijn tot op ruim een kilometer, op de kaart van het Topogr. Bur. is die afstand 15 kilometers; dit laatste komt overeen met dien afstand op het kaartje van Volz (Tijdschr. Aardr. Gen. XVI, aflev. 4) ') dat overigens, evenals de kaart van het Topogr. Bur. op te kleine schaal is om de reis van Joustra behoorlijk te volgen. Vaste punten ontbreken nog tusschen hetToba-meer en den Tingkam-pas en misschien deed Romswinckel op zijn kaartje bij het artikel van Westenberg, die over den zuid-oostelijk gelegen Liang-pas reisde (Tijdschr. Aardr. Gen. XIV, bl. 1) wel het verstandigst door alle graadlijnen weg
I) Men denke er aan de driehoekjes die Volz ter aanduiding van de marktplaatsen gebruikt, niet te beschouwen als punten der triangulatie, waarmede zij eene bedriegelijke overeenkomst vertoonen.