reeds dadelijk een verdienste van het te dezer plaatse besproken woordenboek, dat het den last der schrijvers van het toekomstige woordenboek aanzienlijk zal verlichten. Het is een moeilijke taak een aardrijkskundig woordenboek te maken waarin de aardrijkskunde tot haar recht komt; maar onuitvoerbaar is het werk niet, wanneer elf personen, voor iedere provincie één, er de schouders onder zetten en volgens een vooraf vastgesteld plan werken. Het nut van zulk een boek zal zeker wel niemand betwisten.
Volkskunde. Tijdschrift voor Nederlandsche Folklore, onder redactie van Pol de Mont, leeraar aan het Kon. Athenaeum te Antwerpen en A. de Cock, hoofdonderwijzer te Denderleeuw, iode jaargang, 1897 98.
De inhoudstafel van dezen jaargang bevat de volgende afdeelingen: Opstellen van algemeenen of wetenschappelijken aard. Tooverij en waarzeggerij. Vertelsels, sprookjes en fabels. Sagen. Volksliederen. Volksgeloof, volkszeden en -gebruiken. Volksgeneeskunde. Volkstaal en volksetymologie Spreekwoorden en zegswijzen. Boekbeoordeelingen. Vragen en aanteekeningen.
In de afdeeling Volksgeloof, volkszeden en -gebruiken vinden we een opstel van den redacteur Cock over de volksgebruiken en het volksgeloof met betrekking tot het zaaien; om een goeden oogst te krijgen let de Vlaamsche landbouwer vooral op drie dingen: de bereiding der zaden, de wijze en het tijdstip der zaaiing. Een en ander wordt nader omschreven, met vermelding van de streek waar het gebruik in zwang is; in de omstreken van Brussel — het zij hier als voorbeeld vermeld — wordt het zaaigraan op den dorschvloer op een hoopje gelegd, in het midden zet men een brandende, gewijde kaars, rondom knielen al de huisgenooten en dienstboden, biddend en litanieën lezend, totdat de kaars geheel is uitgebrand. Stilzwijgend zaaien, zonder een woord te spreken of zelfs den groet der voorbijgangers te beantwoorden, is een algemeene gewoonte. Sommigen bidden zoolang het werk duurt. De schrijver vergelijkt met deze gebruiken analoge gewoonten in den vreemde, doet b. v. opmerken dat stilzwijgend zaaien in schier geheel Duitschland een verplichting is. Een Oldenburgsch spreekwoord zegt: „Wie bij 't zaaien lacht, zal bij 't oogsten weenen." En uit de van oudtijds opgelegde verplichting tot stilzwijgend zaaien ontstond de Vlaamsche speekwijs, zoo vaak aangewend wanneer in een gezelschap algemeene stilte heerscht: ,,'t Ware hier goed om lijnzaad (of haver) te zaaien. Talrijk zijn de voorschriften betreffende den tijd van zaaien. De thans heerschende voorstellingen zijn voor een deel een afwijking van het oude, oorspronkelijk volksgeloof, dat nog op vele plaatsen zijn zuiveren vorm bewaard heeft;