DE BLOEDWRAAK BIJ DE OUDE ARABIEREN').
De instelling van de bloedwraak, die ons barbaarsch klinkt, is in den toestand van rechtloosheid der natuurvolken in werkelijkheid zegenrijk. De familie (en de stam) beveiligt zichzelf door zich aansprakelijk te maken voor het leven van elk der leden en verzekert daardoor den vrede. Want degene die een hunner zou willen dooden, weet dat diens verwanten niet zullen rusten voordat de verslagene gewroken is. Een onderzoek van deze instelling en van de wijze waarop zich uit deze het begrip van straf ontwikkeld heeft, is dus niet van gewicht ontbloot. De heer Procksch heeft getracht dat ten aanzien der Arabieren te doen en heeft zich wijselijk beperkt tot de eeuw die aan den Islam voorafging, daar wij slechts voor deze betrouwbare gegevens hebben. Daarbij heeft hij de vervorming geschetst , die de oude instelling door Mohammed heeft ondergaan. Zijn geschrift bevat vier hoofdstukken: r. de Arabische stam; 2. de Arabische familie; 3. de middelen tot belemmering en vereffening; 4. Mohammeds verhouding tot de bloedwraak.
De verplichting tot bloedwraak rust in de eerste plaats op de naaste verwanten: broeder en zoon, en verder op de geheele familie, waarvan men den omvang op hoogstens vijf geslachten rekent. Van den rang des verslagene hangt het af, of ook de verwante familiën en zelfs de geheele stam die verplichting deelen. Het spreekt van zelf, dat aan de andere zijde allereerst het bloed van den moordenaar gezocht wordt n.1. als deze in rang gelijk stond met den verslagene. Zoo niet, dan is zelfs door zijn dood de schuld niet geboet. Want voor een edelman moet een edelman vallen, al is deze persoonlijk ook geheel onschuldig aan den moord. Is het offer van den bloedwreker hooger in rang dan de eerst gedoode, dan wordt de andere partij eischer, en zoo 'taan de familie- of stamhoofden niet gelukt eene schikking te treffen, ontstaat oorlog.
In de heilige maanden en op heilig gebied mag de bloedwraak niet voltrokken worden.
Alleen de moord van een familielid of stamgenoot geldt als misdaad. De bedrijver wordt gestraft door uitstooting uit het stamverband. Hij wordt een zwerveling als Kaïn; elk die hem vindt, mag hem straffeloos dooden.
Zulke uitgestootenen evenals de vrijwillig uitgewekenen trachten zich de
1) Naar aanleiding van Otto Procksch, Ueber die Blutrache bei den vorislamischen Arabern und Mohammeds Stellnng zu ihr. Leipzig, Trübner, 1899. (Leipziger Studiën aus dem Gebiet der Gesehichte, fünfter Band, viertes Heft). Pr. M. 3,20.