EEN HISTORISCH-GEOGRAPHISCHE ATLAS VAN NOORDEN ZUID-NEDERLAND.
Door Mr. J. C. Overvoorde werd op het XXVste Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres te Gent het volgende Verslag uitgebracht namens de op het Congres te Dordrecht benoemde Commissie tot voorbereiding van een historischen atlas van Noord- en Zuid-Nederland:
Tot leden der Commissie werden op het Congres te Dordrecht benoemd de heeren Prof. Dr. P. J. Blok, Prof. Dr. P. Fredericq, Dr. J. Frederichs, Prof. Dr. R. Fruin, J. H. Hingman, Prof. Mr. J. E. Heeres, Dr. H. van der Linden, Mr. J. C. Overvoorde en Mr. L. Willems. Aan de Commissie werd het recht gegeven om zich andere leden toe te voegen.
De benoeming werd door allen aanvaard, behalve door Prof. Fruin, die zich verontschuldigde wegens zijn hoogen leeftijd, doch alle medewerking aan de Commissie toezegde. Het overlijden van dezen voortreffelijken en welwillenden geleerde op 29 Januari van dit jaar ontnam ons voor goed zijn krachtigen steun en zijne vriendelijke belangstelling in onzen arbeid.
Reeds voor hare eerste bijeenkomst moest de Commissie het verlies betreuren van den heer Hingtnan, den eenvoudigen geleerde, die wegens zijne groote kennis van de wording der Hollandsche eilanden haar een zoo welkomen steun had kunnen verleenen. In plaats van de heeren Fruin en Hingman werden gekozen de heeren J. F. Niermeyer en J. C. Ramaer, terwijl later de Commissie werd aangevuld door de benoeming van de heeren A. A. Beekman, P. R. Bos, H Hettema en Mr. A. Telting.
Verschillende vergaderingen werden te Dordrecht gehouden , die zoowel door leden uit het Noorden als uit het Zuiden werden bijgewoond. Tot voorzitter werd gekozen Prof. Dr. P. J. Blok, en tot secretaris Mr. J. C. Overvoorde.
Bij nadere gedachtenwisseling en na eenige besprekingen met de heeren inspecteurs bij het gymnasiaal en het middelbaar onderwijs en met andere deskundigen kwam de Commissie tot de overtuiging, dat voor NoordNederland de bestaande historische schoolatlassen en speciaal die van den heer Hettema geheel aan de te stellen eischen beantwoorden, zoodat het samenstellen van een nieuwen historischen school-atlas alleen reden zoude hebben, indien deze in alle opzichten beter was dan de reeds bestaande goede atlassen. Er zoude dus zeer uitgebreide voorstudie vereischt worden , die bij den school-atlas niet geheel tot haar recht kon komen. De