Intusschen zien wij dat onze openbare werken veel geld kosten, vooral de beteugeling der stroomen, het onderhoud en de verbetering van de waterwegen en wat daarmede in verband staat; de conclusie ligt voor de hand dat de handel en scheepvaart nog steeds de troetelkinderen der regeering zijn, als men de voor sluiswerken en diephouding van vaarwegen jaarlijks besteedde sommen vergelijkt met hetgeen nijverheid en landbouw van het rijk bekomen; de aloude roem als handelsland blijft daardoor gelukkig gehandhaafd, al is het te bejammeren dat onze aanen uitvoeren ter zee meer Britsche dan vaderlandsche bodems in beweging brengen. Zou door bevordering van den scheepsbouw daarin geen verbetering te brengen zijn en onze locomotieven niet hier te lande vervaardigd kunnen worden, indien zulke werkplaatsen meer begunstigd werden; dat enkele flinke pogingen een goeden uitslag kunnen opleveren zien wij onder anderen door den bloei der fabriek de Schelde te Vlissingen. Waarlijk, onze ontluikende industrie verdient ten volle er dubbele opmerkzaamheid aan wordt geschonken.

I. Rivieren.

Het jaar 1898 kan wat de waterstanden betreft niet als een voor de scheepvaart gunstig jaar worden beschouwd, al had men genoegzaam geen last van ijsgang; ditmaal leverden de lage waterstanden maanden lang bezwaren op, zoowel in den aanvang als vooral in de laatste maanden; gedurende de geheele eeuw had men slechts eenmaal zulk een

ongunstig verschijnsel waargenomen.

Door de zorgen besteed aan de normaliseering der rivierbeddingen ondervond de scheepvaart op Boven-Rijn en Waal geene belemmering, mits groote voorzichtigheid werd in acht genomen, maar Neder-Rijn en Ijsel en vooral de Maas leden er geweldig onder; boven Venloo was de vaart ruim een half jaar niet mogelijk en daar beneden werd in de laatste vijf maanden voortdurend over belemmering geklaagd, althans door de geladen schepen, daar de lichte passagiersbooten slechts enkele dagen

vertraging ondervonden.

Belangrijke stormvloeden kwamen niet voor, alleen die van 3 Februari en 15 December waren van eenige beteekenis; de eerste bracht veel nadeel toe aan het Kamper-eiland en omstreken, ook aan de Keteldiepdammen, toen de waterstand er ruim 2V4meter boven Nieuw A. P. steeg.

De werken aan onze hoofdrivieren bestonden weder hoofdzakelijk uit wegruiming van grond. Krachtens vergunningen werden door particulieren ruim 200 000 M3 grind en ballastspecie uit Boven-Rijn en Waal weggevoerd, maar de hoofdzaak bleef ook daar het wegbaggeren van onge-