aangenomen, zoo voor het dragen van onze personen, als van de bagage, en 's nachts te vier ure zou men zich op weg begeven, ten einde vóór zonsondergang eene geschikte plaats te bereiken om te overnachten. Nergens onderweg zal ik een Europeaan aantreffen; het land is weinig bevolkt en in sommige deelen eene wildernis, waaide tijger veelvuldig voorkomt en een voortdurende schrik der bevolking is.
In plaats van te 4 ure, kon ik eerst te 6 vertrekken; de koelies, nog onder den invloed van de feesten der Tet, hadden zich doen wachten. De weg voert aanvankelijk langs het strand, en begint weldra te stijgen. De bergrug, dien ik heb te passeeren, draagt den naam van „Col des Nuages" en is 470 meters hoog. Naarmate ik hooger stijg, ontplooit zich de baai van Tourane met de omgevende kusten op de meest schilderachtige wijze. Nog een laatste aanblik op dat schoone panorama, en de breede weg heeft plaats gemaakt voor een enger pad tusschen dicht geboomte en struikgewas. De afstand, dien ik in mijn draagstoel heb af te leggen, is 115 kilometers en verdeeld in acht halten, op elke waarvan ik van dragers zal verwisselen. Die koelies loopen op een kleinen draf, zonder een oogenblik te rusten, gedurende gemiddeld twee uren voort, en torschen van 20 tot 30 kilo op de schouders. Voor dien vermoeienden arbeid ontvangen zij een loon van 13 cents onzer munt!
Te elf ure verwijl ik eene korte poos in eene opene pagode om den inwendigen mensch te versterken; alle spijs en drank is natuurlijk moeten medegenomen worden, daar onderweg nergens iets te vinden is, waarmede een Europeesche maag zich zou kunnen vergenoegen.
Het latere vertrek in het morgenuur is oorzaak dat wij vóór donker Cau-haï, waar de reiziger eenige hutten vindt