een diner in het Hemelsche rijk van een vorige reis, toen ik de gast was van een mandarijn te Amoy, en aan den anderen kant wenschte ik vóór donker te Langson terug te zijn. Ik neem dus afscheid van den kolonel, en rijd in gestrekten draf naar mijn gastheer op laatstgenoemde plaats terug.
Te Hanoi teruggekeerd, wacht mij eene aangename verrassing. De gouverneur stelt een stoombarkas der douane te mijner beschikking, en heeft order gegeven, dat een officier, die de baai van Along in al hare krommingen en bochten kent, er het bevel over voere.
Zonder de aardrijkskundige kennis mijner lezers te willen in twijfel trekken, ben ik zeker, dat enkelen hunner voor het eerst van de baai van Along hooren spreken. En toch moest de ongeëvenaarde schoonheid van die binnenzee eene even groote vermaardheid hebben als de punten van onzen aardbol, die men doorgaans als de meest schilderachtige noemt.
De baaien van Rio de Janeiro, Sydney en Nangasaki, en de doorvaart van den Bosphorus hebben mij met de grootste bewondering vervuld; ik vraag mij af, of de baai van Along niet het verhevenste natuurschoon oplevert, dat ik immer heb mogen aanschouwen?
Oostwaarts van Haiphong strekt die baai zich uit tot nabij de Chineesche grens en vormt, tusschen honderden grootere en kleinere eilandjes en grillig gevormde rotsen, een doolhof, waar men herhaaldelijk uitziet, in welke richting een uitweg te vinden is. Tot voor korten tijd was zij het toevluchtsoord van Chineesche en Tonkineesche zeeroovers en waagde zich geen Europeesch vaartuig in die geheimzinnige kanalen. Mijn cicerone echter heeft op de zeeschuimers jaren lang jacht gemaakt, ze uitgeroeid en verdreven, en weet er zijn weg te vin-