de tropische plantengroei een deel er van voor goed zal bedekken. Het Siameesche bestuur heeft geen gevoel voor die luisterrijke overblijfselen van een roemrijk tijdvak, en beschikt over geene middelen om ze voor algeheelen ondergang te behoeden. Dat men Angkor-Tom aan zijn lot overlate, het zij zoo! hoe jammer echter is het, dat het Fransche gouvernement, nu het grootste deel van Achter Indië zich onder zijn heerschappij bevindt, er geen eer in stelt om aan Angkor-Wat de noodige herstellingen te doen en door gepaste maatregelen te voorkomen dat dergelijke belangrijke gebouwen van jaar tot jaar hunne vernieling te gemoet gaan.
De ruïnes van Angkor zijn, om zoo te zeggen, slechts sedert ongeveer veertig jaren bekend. Wel had een Portugeesch zendeling er in de zestiende eeuw gewag van gemaakt, doch nimmer waren zij bezocht of zelfs oppervlakkig beschreven. Een Fransch reiziger, met name Monhot was de eerste, die ze ging onderzoeken, en sedert hebben Fransche geleerden de reis gemaakt om ze met aandacht te bestudeeren en ze te beschrijven. Onder die schrijvers bekleeden Doudart de Lagrée, Francis Garnier, Delaporte, Tissandier en Aymonier de eerste plaatsen.
Het „Musée du Trocadéro" te Parijs bevat eene zaal, die gewijd is aan de Cambodgiaansche bouwkunst. Die zaal, aanmerkelijk vergroot, zal in den loop van het volgend jaar de reproductie te zien geven van verschillende der merkwaardigste fragmenten der gevels, bas-reliefs en versierselen van Angkor. Ik heb er in den loop van dezen zomer den heer Delaporte aan den arbeid gezien in vereeniging met den heer Basset, die in 1897 verscheidene maanden te Angkor vertoefd heeft, om voor rekening van het Fransche gouvernement gipsafgietsels van